ECLI:NL:RBDHA:2024:7808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en misbruik van recht in vreemdelingenprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die in detentie was gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de bewaringsrechter wel degelijk een oordeel kon geven over de vraag of er sprake was van misbruik van recht, ondanks het feit dat er een voorzieningenprocedure liep met betrekking tot de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsdocument EU/EER. De rechtbank concludeerde dat eiser geen daadwerkelijke bescherming van Unierechten nodig had en dat hij de procedure misbruikte. Dit leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris de voordelen van procedureel rechtmatig verblijf met terugwerkende kracht kon ontzeggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve en subjectieve criteria bij de beoordeling van misbruik van recht in vreemdelingenprocedures.