ECLI:NL:RBDHA:2024:7989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 15 oktober 2023 asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser betoogt dat Bulgarije niet langer kan worden vertrouwd vanwege de slechte omstandigheden en pushbacks, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht baseert op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat er sprake is van fundamentele systeemfouten die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen.

Daarnaast behandelt de rechtbank de medische situatie van eiser, die stelt dat hij psychische en hartklachten heeft. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn klachten niet voldoende heeft onderbouwd en dat er geen reëel risico is op onmenselijke behandeling bij overdracht naar Bulgarije. Eiser's beroep op artikel 17 van de Dublinverordening wordt eveneens afgewezen, omdat hij geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling volgt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13276

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.P. Guérain).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 26 maart 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van
15 oktober 2023 niet in behandeling heeft genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep, [1] op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen omdat Bulgarije daar verantwoordelijk voor zou zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek geaccepteerd op 14 december 2023.

Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Bulgarije maakt zich namelijk in toenemende mate schuldig aan pushbacks, waardoor er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eiser is na zijn aankomst in Bulgarije door grensbewakers opgepakt en in detentie geplaatst voor de duur van 32 dagen, waar hij gedwongen vingerafdrukken moest afstaan. De Bulgaarse autoriteiten hebben hem verteld dat als eiser niet zou meewerken, hij zes maanden zou worden gedetineerd om vervolgens te worden uitgezet. [3] Eiser verbleef in het detentiecentrum onder erbarmelijke omstandigheden. Zo werd hij mishandeld (geslagen met een stok) en had hij geen toegang tot juridische bijstand of informatie over de asielprocedure. Gelet hierop is volgens eiser sprake van een zodanige situatie dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid zoals beschreven in het arrest Jawo [4] wordt bereikt. De staatssecretaris werpt hem ten onrechte tegen dat hij kon klagen over deze problemen bij de Bulgaarse autoriteiten, omdat de staatssecretaris er met dat standpunt aan voorbijgaat dat eiser in Bulgarije geen rechtsbijstand heeft ontvangen. Eiser wijst erop dat deze problemen in lijn zijn met het algemene beeld dat naar voren komt in de landeninformatie over Bulgarije, zoals het AIDA-rapport van maart 2023 [5] en met wat verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank recentelijk hebben geoordeeld. [6]
5.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich, onder verwijzing naar recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), terecht op het standpunt dat hij voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [7] Uit deze rechtspraak volgt dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat sprake is van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid zoals bedoeld in het arrest Jawo bereiken. In deze rechtspraak zijn de omstandigheden in detentie, de toegang tot rechtsbijstand vanuit detentie en de situatie in Bulgaarse opvangcentra betrokken, mede aan de hand van het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van maart 2023. De door eiser aangehaalde uitspraken van deze rechtbank zijn van vóór deze uitspraken van de Afdeling. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding over hierover anders te oordelen dan de Afdeling. Dat eiser stelt dat hij gedwongen is om in Bulgarije vingerafdrukken af te geven, leidt niet tot de conclusie dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De staatssecretaris wijst er terecht op dat een lidstaat vingerafdrukken afneemt van elke persoon van 14 jaar of ouder die om internationale bescherming verzoekt, [8] en dat uit resultaten van een Eurodac-onderzoek blijkt dat eiser in Bulgarije een asielverzoek heeft ingediend. [9] De pushbacks aan de Bulgaarse grenzen leiden ook niet tot een ander oordeel. Hoewel uit het AIDA-rapport blijkt dat er pushbacks plaatsvinden in Bulgarije, stelt de staatssecretaris terecht dat er in dit rapport geen concrete aanknopingspunten te vinden zijn dat ook Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. In dat verband wijst de staatssecretaris terecht op het arrest van het Hof van Justitie van 29 februari 2024, [10] waaruit volgt dat pushbacks en bewaring aan de grens niet in de weg hoeven te staan aan een overdracht in het kader van de Dublinverordening. Dat eiser eerder te maken heeft gehad met pushbacks in Bulgarije, is dus in deze procedure niet van belang. Tot slot leidt ook de stelling van eiser dat hij in het verleden in Bulgarije is mishandeld met een stok niet tot een ander oordeel. Afgezien nog van het feit dat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd, is niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd om over dit incident te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten of (hoogste) rechter. De enkele stelling dat dit vanwege het gebrek aan rechtsbijstand niet mogelijk was, is onvoldoende. Eiser zou zich ook kunnen wenden tot ngo’s in Bulgarije, omdat de hulp bij klachten immers niet beperkt hoeft te zijn tot rechtsbijstand. Het is niet gebleken dat eiser van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. [11]
Heeft de staatssecretaris in de medische situatie van eiser een beletsel moeten zien voor overdracht?
6. Eiser heeft op zitting gesteld dat hij psychische klachten heeft vanwege zijn slechte behandeling in Bulgarije. Daarnaast heeft hij hartklachten en heeft hij daarvoor behandeling nodig. Eiser is uit Turkije vertrokken, omdat hij daar geen behandeling kon krijgen en is toen naar Bulgarije gegaan. In Bulgarije heeft hij aangegeven dat hij een behandeling wilde, maar deze heeft hij niet gekregen. De rechtbank begrijpt eisers betoog als een beroep op het arrest C.K. [12]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het arrest C.K. volgt dat een Dublinoverdracht een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling met zich kan brengen indien de overdracht van een vreemdeling die psychische of lichamelijke beperkingen heeft een ernstige verslechtering van zijn gezondheidstoestand tot gevolg zal hebben. Eiser heeft alleen verklaard dat hij last heeft van psychische en hartklachten, maar heeft deze klachten niet onderbouwd, niet de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand aangetoond en ook niet uitgelegd welke aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen een overdracht voor die gezondheidstoestand zou hebben. Gelet hierop hoeft de staatssecretaris in de medische situatie van eiser geen beletsel voor overdracht te zien.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de behandeling van de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich had moeten trekken. Gelet op de vele pushbacks en de informatie over het tekort aan opvangplekken, getuigt de overdracht van eiser aan Bulgarije van een onevenredige hardheid.
7.1.
Het betoog slaagt niet. Eiser verwijst in het kader van zijn beroep op artikel 17 van de Dublinverordening naar feiten en omstandigheden die hij ook in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft aangevoerd. Gelet op wat hiervoor is overwogen, mag de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft voor het overige geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat een eventuele overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. De staatssecretaris heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij geen toepassing hoefde te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. De staatssecretaris heeft terecht eisers asielaanvraag niet behandeling genomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL24.13277.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser verwijst naar pagina 7 van het gehoor van 8 november 2023.
4.HvJEU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
5.AIDA-rapport “Country Report: Bulgaria, 2022 Update” van maart 2023.
6.Eiser wijst op Rb. Den Haag (zp Amsterdam) 7 juni 2023, zaaknummer: NL23.5324 (niet gepubliceerd), Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2454 en Rb. Den Haag (zp Den Haag) 17 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5615.
7.De staatssecretaris wijst (onder meer) op ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870.
8.Dat staat in artikel 9, eerste lid, van de Eurodacverordening.
9.Artikel 11, onder b tot en met g, en artikel 11, aanhef en onder d, en artikel 24, derde en vierde lid, van de Verordening (EU) nr. 603/2023.
10.HvJEU 29 februari 2024, C-392/22, ECLI:EU:C:2024:195.
11.Zie in dit verband ook ABRvS 22 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1195, r.o. 3.1.
12.Hof van Justitie 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (