In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 15 oktober 2023 asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser betoogt dat Bulgarije niet langer kan worden vertrouwd vanwege de slechte omstandigheden en pushbacks, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht baseert op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat er sprake is van fundamentele systeemfouten die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen.
Daarnaast behandelt de rechtbank de medische situatie van eiser, die stelt dat hij psychische en hartklachten heeft. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn klachten niet voldoende heeft onderbouwd en dat er geen reëel risico is op onmenselijke behandeling bij overdracht naar Bulgarije. Eiser's beroep op artikel 17 van de Dublinverordening wordt eveneens afgewezen, omdat hij geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling volgt.