Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiser. De eiser, die op 4 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, werd geconfronteerd met een niet-ontvankelijk verklaring van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat de eiser internationale bescherming geniet in Italië, en dat er geen aanwijzingen waren dat deze status was vervallen. De rechtbank heeft de zaak op 16 april 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in beginsel mocht afgaan op de informatie van de Italiaanse autoriteiten, die aangaf dat de asielstatus van de eiser niet was ingetrokken, ondanks dat zijn verblijfsdocument was verlopen. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat hij niet terug kon naar Italië vanwege de situatie voor statushouders daar, en oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat de eiser geen sterke banden met Nederland had.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 mei 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.