ECLI:NL:RBDHA:2024:8396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese nationaliteit niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiser. De eiser, die op 4 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, werd geconfronteerd met een niet-ontvankelijk verklaring van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat de eiser internationale bescherming geniet in Italië, en dat er geen aanwijzingen waren dat deze status was vervallen. De rechtbank heeft de zaak op 16 april 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in beginsel mocht afgaan op de informatie van de Italiaanse autoriteiten, die aangaf dat de asielstatus van de eiser niet was ingetrokken, ondanks dat zijn verblijfsdocument was verlopen. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat hij niet terug kon naar Italië vanwege de situatie voor statushouders daar, en oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat de eiser geen sterke banden met Nederland had.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 mei 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

Instructie

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12085
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.A. Gündoğdu).

Inleiding

1. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1977. Hij heeft op 4 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van
12 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Ogba Michael als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren, omdat hij internationale bescherming heeft in Italië. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser internationale bescherming heeft in Italië en niet is gebleken dat de toegekende asielstatus is komen te vervallen. Eiser komt niet in aanmerking voor een reguliere vergunning omdat hij geen gezinslid is van een persoon met een asielvergunning in Nederland.
Asielstatus in Italië?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat hij een asiel-status heeft in Italië. Het A4-tje dat bij de beschikking gevoegd was, geeft alleen weer dat eiser een status had die verlopen is op 27
september 2020. Verder staat er niks op over het voortduren van de beschermingsstatus. De vergunning is al 3,5 jaar verlopen. Eiser kan die status alleen verlengen als hij een adres heeft. Dat volgt uit het AIDA-rapport Italië van mei 2023, pagina’s 216-218. Er moet van worden uitgegaan dat de status is verlopen en niet verlengd kan worden. De asielaanvraag moet daarom hier in Nederland worden behandeld.
7. Gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zoals bijvoorbeeld de uitspraak van 1 september 20161, mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat, zoals een Eurodac- resultaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek in het Eurodac- systeem beperkt is. Verder moet uit de informatie duidelijk worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien het resultaat uit het Eurodac-onderzoek onvoldoende recent is dan wel onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling2 dat een vreemdeling, ook al is zijn verblijfstitel verlopen, internationale bescherming geniet zolang de aan hem verleende verblijfsstatus niet is ingetrokken. De staatssecretaris is uitgegaan van de stukken van de Italiaanse autoriteiten van 1 februari 2024 en 8 februari 2022, waaruit slechts blijkt dat de vergunning is verlopen op 27 september 2020. Uit de stukken blijkt niet dat de asielstatus van eiser is beëindigd of is ingetrokken. De staatssecretaris mag in beginsel uitgaan van deze informatie. De enkele omstandigheid dat de geldigheid van een verblijfsdocument verloopt brengt niet al met zich dat de houder daarvan in het desbetreffende land niet langer de aan hem verleende vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus geniet. Gezien het voorgaande betoogt de staatssecretaris terecht dat het ervoor moet worden gehouden dat eiser in Italië nog steeds bescherming geniet.
8. Dat uit het AIDA-rapport volgt dat de status van eiser niet verlengd kan worden, omdat eiser geen adres heeft, volgt de rechtbank niet. Op de door eiser aangehaalde pagina’s staat omschreven dat het verkrijgen of vernieuwen van een verblijfsvergunning soms kan worden bemoeilijkt als de vreemdeling geen adres kan opgeven. Er staat echter niet dat een verlenging onmogelijk is. Er staat namelijk juist dat deze praktijk is bestraft door zowel het ministerie van Binnenlandse Zaken als de Civil Court of Rome. Daaruit blijkt dus niet dat de status van eiser niet verlengd kan worden.

Banden met Italië

9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat zijn banden met Italië sterker zijn dan de banden met Nederland. In dat verband is relevant dat de partner en de drie kinderen van eiser in Nederland wonen. Het kan wellicht nog niet worden vastgesteld dat eiser de vader is van de kinderen, maar de echt bevonden doopakten in combinatie met de uitleg van eiser in de gehoren, zijn wel aanknopingspunten.
10. Dat van eiser niet kan worden gevergd dat hij terugkeert naar Italië, omdat hij geen band heeft met dat land, dan wel dat hij een sterkere band heeft met Nederland,3 volgt de
3 Zie artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb.
rechtbank niet. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is alleen al omdat een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie erkend vluchteling is dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb 2000.4 Echter, de staatssecretaris moet afwijken van dit uitgangspunt als sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie leiden. Zo staat in artikel 3.106a, derde lid, van het Vb 2000 dat bij de beoordeling alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf.5 De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de enkele stelling van eiser dat hij in Nederland een partner en drie kinderen heeft niet meebrengt dat hij een sterkere band met Nederland heeft. Daarbij is van betekenis dat eiser al sinds 2004 internationale bescherming in Italië heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
Situatie statushouders in Italië
11. Eiser voert aan dat hij niet terug kan naar Italië gelet op de situatie voor statushouders aldaar. Terugkeer is in strijd met artikel 3 van het EVRM. Hij wijst op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 23 december 20236 waarin is bepaald dat ten aanzien van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wegens tekortkomingen ten aanzien van statushouders. Eiser zal geen woning krijgen en kan daarom geen werk vinden. De drempel van materiele deprivatie waaraan eiser zal worden blootgesteld is daardoor gehaald, aldus eiser.
12. Uit recente uitspraken van de Afdeling7 volgt dat de staatssecretaris ten aanzien van statushouders nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. Statushouders hebben in principe dezelfde rechten als burgers
van Italië en moeten aannemelijk kunnen maken dat zij niet in staat zijn om die rechten te effectueren. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de Italiaanse autoriteiten niet kunnen of willen helpen bij het vinden van werk en een woning. Eiser heeft immers niet gesteld dat hij zich tot de Italiaanse autoriteiten heeft gewend. Het betoog van eiser
dat Italië geen bescherming biedt tegen een gebrek aan opvang en voorzieningen treft dan ook geen doel. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is, zodat in die omstandigheid ook geen aanleiding kan worden gevonden voor een ander oordeel. Dat geldt ook voor de verwijzing naar de circulaire van de Italiaanse autoriteiten inhoudende dat statushouders de opvang moeten verlaten. Deze circulaire betreft een bevestiging van al bestaande regionale wetgeving in Italië en is dus geen nieuwe ontwikkeling in de situatie van statushouders in Italië. De circulaire is bedoeld om statushouders te laten uitstromen uit de asielopvang zodat er ruimte ontstaat voor asielzoekers. De circulaire heeft niet tot gevolg dat er niet langer huisvesting wordt gegeven aan statushouders. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 EVRM/Chavez-Vilchez
13. Eiser voert aan dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een familierechtelijke band bestaat tussen hem en zijn partner en kinderen. Eiser wenst het familieleven samen met zijn echtgenote en kinderen in Nederland uit te oefenen, aangezien zij de Nederlandse nationaliteit hebben en hij geen band heeft met Italië. Een eventuele
6 Zaaknummer NL23.30556 (niet gepubliceerd).
terugkeer naar Italië is in strijd met artikel 8 van het EVRM en het arrest Chavez-Vilchez.
14. De rechtbank overweegt dat aan eisers wens om bij zijn (gestelde) familieleden in Nederland te verblijven geen betekenis toekomt bij de toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en artikel 3.106a van het Vb 2000. De rechtbank verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak XXXX tegen België van 22 februari 2022.8 Uit dat arrest volgt dat de aanwezigheid van familieleden er niet aan in de weg staat om gebruik te maken van de mogelijkheid om een asielaanvraag niet- ontvankelijk te verklaren wegens verleende internationale bescherming in een andere lidstaat. Voor zover eiser heeft bedoeld te betogen dat ambtshalve beoordeeld had moeten worden of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht stelt dat hij daartoe op grond van artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb 2000 niet verplicht is. Verwijzing naar het arrest in de zaak Chavez-Vilchez kan eiser ook niet helpen, omdat het bestreden besluit er niet leidt dat eiser het grondgebied van de EU moet verlaten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
8 ECLI:EU:C:2022:103, punt 44.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.