ECLI:NL:RBDHA:2024:8825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
NL24.21161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Tunesische vreemdeling en de beoordeling van de maatregel van bewaring door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan eiseres, een Tunesische vreemdeling. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 15 mei 2024, waarin de staatssecretaris de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de zware en lichte gronden voor de maatregel voldoende had gemotiveerd, en dat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure, en dat er zicht was op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21161

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2024 en met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiseres is verschenen op het detentiecentrum Zeist. De gemachtigde van eiseres heeft digitaal vanuit zijn woning aan de zitting deelgenomen. Op de rechtbank is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure
ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
Voortraject
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen, nu aan eiseres op 2 november 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar is opgelegd. Eiseres heeft daarom geen rechtmatig verblijf.
Gronden
6. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 3i, 4a, 4b, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, reeds voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat zij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
6.1.
Eiseres heeft nu zij niet beschikt over een paspoort of een geldig visum niet aannemelijk kunnen maken dat zij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en verklaart bovendien dat dit niet het geval is (3a). Ook is eiseres op 16 oktober 2023 met onbekende bestemming vertrokken (3b) en is bij besluit van 2 november 2023 een terugkeerbesluit aan haar opgelegd (3c). Verder werkt eiseres niet mee aan een procedure om haar identiteit en nationaliteit vast te stellen ter verkrijging van een vervangend reisdocument en onderneemt ze zelf geen actie om een paspoort aan te vragen (3d). Uit informatie van de Duitse autoriteiten blijkt dat eiseres in Duitsland geregistreerd staat onder andere gegevens dan in Nederland (3e). Dat het, zoals eiseres stelt, om minimale verschillen gaat maakt dit niet anders. Deze zware grond is feitelijk juist en de feitelijke juistheid is voldoende gemotiveerd in de maatregel van bewaring. Tot slot heeft eiseres te kennen gegeven geen gevolg te geven aan haar verplichting tot terugkeer door te verklaren dat zij niet terug wil keren naar Tunesië (3i).
6.2.
Betreffende de lichte gronden 4a, 4b, 4c en 4d oordeelt de rechtbank dat deze terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd. Eiseres heeft geen grensoverschrijdingsdocument (4a) en ze heeft twee keer een tot een afwijzing leidende asielaanvraag gedaan (4b). Ook staat ze niet ingeschreven in de BRP [2] en heeft ze niet aannemelijk gemaakt een vaste verblijfplaats te hebben (4c). Ook is duidelijk dat eiseres niet beschikt over voldoende middelen van bestaan (4d). De staatssecretaris heeft voor deze gronden ook de relevantie voor het risico op onttrekking aan het toezicht gemotiveerd; in samenhang met de andere gronden kunnen deze gronden de maatregel dan ook dragen.
Lichter middel
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiseres waaruit blijkt dat zij niet wil terugkeren naar haar land van herkomst, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiseres niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op haar rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond derhalve niet om de uitzetting van eiseres te verzekeren.
7.1.
De rechtbank stelt daarbij vast dat de staatssecretaris de medische omstandigheden van eiseres voldoende betrokken heeft bij de oplegging van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft immers aangeven dat er een medische dienst aanwezig is in het detentiecentrum die zal beoordelen in hoeverre eiseres medische zorg nodig heeft. Ook is aangegeven dat de medische hulpverlening in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de medische hulpverlening in de vrije maatschappij.
7.2.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring voor haar onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zien eiseres niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. In reactie op de vraag van eiseres waarom de staatssecretaris eiseres niet bij haar zoon laat verblijven op de VBL [3] in Ter Apel, heeft de staatssecretaris terecht aangegeven dat eiseres er zelf voor kiest om niet samen met haar meerderjarige zoon vrijwillig terug te keren naar Tunesië. De zoon van eiseres werkt wel mee aan zijn terugkeer.
Voortvarendheid
8. De ABRvS [4] heeft in de uitspraak van 23 februari 2023 [5] geoordeeld dat bij de beoordeling van de vraag of de staatssecretaris de uitzetting voldoende voortvarend ter hand neemt, er niet meer onverkort vanuit dient te worden uitgegaan dat de staatssecretaris steeds binnen een vast aantal dagen na de inbewaringstelling een eerste handeling dient te verrichten. Bij de beoordeling of de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, bestaat steeds ruimte voor het meewegen van de relevante feiten en omstandigheden van het geval.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op 27 maart 2024, dus voor de inbewaringstelling van eiseres, een aanvraag voor een laissez-passer heeft ingediend bij de Tunesische autoriteiten. De staatssecretaris heeft op 16 april 2024 en 7 mei 2024 gerappelleerd en de gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting verklaard dat er ieder moment opnieuw een rappel zal worden gedaan. Bezien in combinatie met deze handelingen, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door op 23 mei 2024 een eerste vertrekgesprek met eiseres te voeren.
Zicht op uitzetting
9. Zoals volgt uit de uitspraak van de ABRvS van 30 oktober 2023 [6] , bestaat er in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit in het geval van eiseres anders is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Basisregistratie Personen
3.Vrijheidsbeperkende locatie
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State