ECLI:NL:RBDHA:2024:8914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
NL24.2039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met betrekking tot de Filipijnen als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Syrische eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser op 12 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Filipijnen als veilig derde land werden beschouwd. De eiser, die sinds 2007 in de Verenigde Arabische Emiraten woonde, had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar deze aanvraag was in 2019 ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van de eiser, die aanvoert dat hij geen toegang kan krijgen tot de Filipijnen en dat hij daar niet veilig is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij geen toegang kan krijgen tot de Filipijnen en dat de Filipijnen niet als veilig land voor hem kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2039

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 januari 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1979.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] en het beroep betreffende eisers echtgenote en dochter [2] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. M.J.A. Rinkes als de waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser
niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Besluitvorming
4. Eiser heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft vanaf 2007 gewoond en gewerkt in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), waar hij in augustus 2014 is getrouwd met een Filipijnse vrouw. Zij hebben in 2016 samen een kind gekregen, dat ook de Filipijnse nationaliteit heeft.
4.1.
Eiser heeft eerder, op 14 september 2018, asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag is op 24 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), omdat de staatssecretaris de Filipijnen voor eiser als veilig derde land beschouwde. Het beroep van eiser tegen de
niet-ontvankelijkheidsverklaring is door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, op
23 juli 2020 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit zijn in stand gelaten [3] . Het hoger beroep van eiser is op 18 november 2020 ongegrond verklaard [4] .
4.2.
Op 9 augustus 2022 heeft eiser opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft een gehoor opvolgende aanvraag gehad. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag opnieuw niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Volgens de staatssecretaris kan de Filipijnen voor eiser nog steeds als veilig derde land worden aangemerkt. Eiser heeft ten eerste een dusdanige band met de Filipijnen dat van hem in redelijkheid verlangd kan worden dat hij naar dat land toegaat. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij geen toegang kan krijgen tot de Filipijnen. Tot slot heeft eiser niet onderbouwd dat de Filipijnen voor hem niet als veilig kan worden aangemerkt.
Beoordelingskader
5. De bepalingen voor het tegenwerpen van een veilig derde land zijn neergelegd in artikel 3.106a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en verder uitgewerkt in artikel 3.37e, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) en in paragraaf C2/6.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
5.1.
Het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land wordt verder gevormd door de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [5] . Hieruit volgt dat de staatssecretaris eerst moet beoordelen of een vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem redelijk is om daarnaar toe te gaan.
5.2.
Als tweede moet de staatssecretaris beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling wordt toegelaten. Het is in eerste instantie aan de staatssecretaris om dit aannemelijk te maken. Het gaat hierbij om de mogelijkheid dat de vreemdeling toegang krijgt tot het betreffende land, het hoeft niet vast te staan dat aan de vreemdeling toegang wordt verleend. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen [6] . Ook als in een eerdere asielprocedure vast is komen te staan dat het in beginsel aannemelijk is dat de vreemdeling toegang kan krijgen tot het derde land, is het aan de vreemdeling om tegenbewijs te leveren door voldoende twijfel te zaaien over het standpunt van de staatssecretaris over de toegang tot het land [7] .
5.3.
Tot slot moet de staatssecretaris beoordelen of de vreemdeling in het betreffende land volgens de beginselen, genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000, zal worden behandeld.
Toetsingsvolgorde
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris eerst inhoudelijk moet beoordelen of zijn asielrelaas aannemelijk is, en dan pas of aan hem een veilig derde land kan worden tegengeworpen. Voor de vraag of van eiser verwacht mag worden dat hij zich wendt tot de autoriteiten van Syrië om een paspoort aan te vragen in het kader van toegang tot de Filipijnen, is namelijk relevant of hij kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling of persoon die subsidiaire bescherming behoeft. Dit blijkt ook uit een document van de UNHCR van februari 2022 [8] en een e-mail van UNHCR van 5 april 2024. Eiser vreest dat hij problemen kan krijgen met de Syrische autoriteiten omdat het aannemelijk is dat hij is opgeroepen voor de reservistendienst, maar hier geen gehoor aan heeft gegeven [9] . Ook vreest hij omdat een Druze is uit As-Suwayda, hij in verband wordt gebracht met de oppositie en het daarom aannemelijk is dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Syrische autoriteiten [10] .
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Aan eiser wordt namelijk niet tegengeworpen dat hij moet terugkeren naar zijn land van herkomst, Syrië. De staatssecretaris hoefde dus ook niet te beoordelen welk risico eiser zou lopen bij terugkeer naar dat land. Uit artikel 33 van de Procedurerichtlijn volgt ook dat er geen verplichting voor de staatssecretaris bestaat om te onderzoeken of een persoon in aanmerking komt voor internationale bescherming, als de asielaanvraag niet-ontvankelijk wordt geacht omdat een derde land als veilig land wordt beschouwd. Daar komt nog bij dat er bij de beoordeling of eiser toegang tot de Filipijnen krijgt, ruimte is voor de beoordeling of van hem kan worden verlangd dat hij zich wendt tot de Syrische autoriteiten voor het verkrijgen van een paspoort, gelet op zijn specifieke omstandigheden. Het document van UNHCR van februari 2022 maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders, omdat dit specifiek ziet op het vaststellen van staatloosheid en het bewijs dat in dat kader gevergd kan worden van een vreemdeling. Uit de e-mail van UNHCR van 5 april 2024 blijkt dat er op individuele basis moet worden beoordeeld of een vreemdeling toegang kan krijgen tot het betreffende derde land. Dat is de beoordeling die de staatssecretaris in dit geval heeft gemaakt.
Band met de Filipijnen
7. Eiser voert aan dat hij geen band heeft met de Filipijnen op grond waarvan het redelijk is dat hij naar de Filipijnen terugkeert. Eiser en zijn gezin hebben namelijk al lange tijd niet op de Filipijnen verbleven.
7.1.
De rechtbank overweegt dat uit de onder 4.1. genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 23 juli 2020, volgt dat de staatssecretaris alle omstandigheden heeft betrokken en kon concluderen dat eiser een dusdanige band met de Filipijnen heeft dat het voor hem redelijk is om daarnaar toe te gaan. Dit oordeel staat met de tevens onder 4.1. genoemde uitspraak van de Afdeling in rechte vast. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om hiervan af te wijken. De enkele omstandigheid dat eiser en zijn gezin langere tijd niet op de Filipijnen hebben verbleven, maakt niet dat er geen band is met dat land, gelet op onder meer de Filipijnse nationaliteit van eisers echtgenote en dochter en dat zij daar meerdere keren zijn geweest. Eiser heeft ook niet nader toegelicht waarom dit maakt dat het niet redelijk is dat hij naar de Filipijnen terugkeert. Dit betoog slaagt niet.
Toegang tot de Filipijnen
Aanvragen van nieuw paspoort
8. Eiser betoogt dat hij geen toegang kan krijgen tot de Filipijnen. Voor het verkrijgen van een visum voor de Filipijnen heeft eiser een paspoort nodig, maar van hem kan niet worden verlangd dat hij zich tot de Syrische autoriteiten wendt om een paspoort aan te vragen. Hij vreest dat hij, zijn gezin en zijn familie in Syrië gevaar zullen lopen als hij een paspoort aanvraagt, omdat hij Druze is en omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor de reservistendienst. Ter onderbouwing wijst eiser op (landen)informatie [11] , waaruit onder meer volgt dat bij een paspoortaanvraag de Syrische overheid controleert op de status van de militaire dienstplicht [12] , de veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek instelt [13] en dat sommige Syriërs geen documenten durven aan te vragen bij diplomatieke vertegenwoordigingen uit vrees voor zichzelf of voor familieleden die zich nog in Syrië bevinden [14] . Dat eiser in 2018 zijn paspoort heeft verlengd bij de Syrische ambassade in de VAE, terwijl hij al vanaf 2014 reservistendienstplicht heeft, maakt bovenstaande niet anders. De situatie is nu wezenlijk anders omdat hij geen geldige verblijfsvergunning heeft in Nederland en geen contact meer onderhoudt met de Syrische autoriteiten. Verder kan aan de verwijzing van de staatssecretaris naar de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017 [15] geen betekenis toekomen, omdat de vreemdeling in die zaak, anders dan eiser, niet had gesteld dat van hem niet kon worden gevergd dat hij zich tot de Syrische autoriteiten zou wenden. Tot slot wijst eiser erop dat, al zou hij zich wenden tot de Syrische autoriteiten, hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuw paspoort [16] . Eiser beschikt namelijk niet alleen niet over een Syrische identiteitskaart, maar ook niet over een geldige verblijfsvergunning. Daarover beschikte hij in 2018 wel.
8.1.
De rechtbank overweegt allereerst dat met de onder 4.1. genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 november 2020 in rechte vast is komen te staan dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser toegang kan krijgen tot de Filipijnen. Gelet op het toetsingskader zoals onder 5.2. uiteengezet, is het daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat aan hem geen toegang tot de Filipijnen zal worden verleend.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hier niet in is geslaagd. Hoewel de rechtbank invoelbaar acht dat eiser subjectieve vrees heeft voor de Syrische autoriteiten, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat er een risico bestaat voor hem, zijn gezin of zijn familieleden als hij zich zou wenden tot de Syrische autoriteiten voor een paspoort. Daartoe acht de rechtbank van belang dat eiser Syrië legaal heeft verlaten en in 2018 zonder problemen zijn paspoort in de VAE heeft kunnen verlengen, terwijl hij op dat moment al in de leeftijdscategorie voor de reservistendienst viel en ook behoorde tot de Druzen. Dat hij nu wel een risico zou lopen omdat hij in Nederland verblijft zonder vergunning en geen contact meer onderhoudt met de Syrische autoriteiten, heeft hij niet onderbouwd. Voor de rechtbank is daarom niet inzichtelijk waarom die veranderde omstandigheden zouden leiden tot een verhoogd risico voor eiser.
8.3.
Uit de door eiser aangehaalde landeninformatie volgt ook niet concreet dat hij of zijn familie risico lopen als hij een paspoort aan zou vragen. De staatssecretaris stelt terecht dat uit het Algemeen Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Syrië van augustus 2023 (ambtsbericht van 2023) volgt dat reservisten die in het buitenland verblijven en worden gezocht voor de reservistendienst, een paspoort aan kunnen vragen. [17] Daar komt nog bij dat eiser inmiddels 45 jaar oud is terwijl uit het ambtsbericht van 2023 staat dat mannen tot 42 jaar kunnen worden opgeroepen voor de reservistendienst. [18] Ook wijst de staatssecretaris er terecht op dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij concreet is opgeroepen voor de reservistendienst. Verder staat in het ambtsbericht van 2023 dat in Suweida, waar de bevolking met name Druzisch is, het lokale religieuze leiderschap in het conflict een min of meer neutrale positie heeft ingenomen waardoor jongemannen uit de regio niet door het Syrische leger gerekruteerd worden. [19] Hieruit blijkt niet dat eiser of zijn familie problemen zullen ondervinden als eiser een paspoort aan zou vragen. Eiser heeft ook anderszins niet onderbouwd dat zijn moeder of zus gevaar zullen lopen als hij een paspoort aan zou vragen bij de Syrische ambassade.
8.4.
Verder overweegt de rechtbank dat, hoewel eiser er terecht op wijst dat hij, anders dan de vreemdeling in de onder 8. genoemde uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017, wel heeft gesteld dat van hem niet gevergd kan worden dat hij zich wendt tot de Syrische autoriteiten, dit het oordeel van de rechtbank ook niet anders maakt. Eiser heeft deze stelling, gelet op wat onder 8.2. en 8.3. is overwogen namelijk onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
8.4.
Tot slot stelt de staatssecretaris terecht dat hoewel op de website van de Syrische ambassade in Brussel een identiteitskaart en buitenlandse verblijfsvergunning staan benoemd als documenten die nodig zijn voor het verkrijgen van een paspoort, dit niet uitsluit dat eiser met zijn verlopen paspoort een verlenging kan vragen. Eiser heeft immers in 2018 ook zijn paspoort verlengd zonder dat hij beschikte over een identiteitskaart. Daaruit volgt dus niet dat het onmogelijk is om een paspoort te verlengen zonder te beschikken over (alle) genoemde documenten. De enkele stelling, zonder onderbouwing, dat het nu niet mogelijk zou zijn omdat hij nu, anders dan in 2018, ook niet over een buitenlandse verblijfsvergunning beschikt, is daartoe onvoldoende. Eiser heeft geen inspanningen verricht om met de documenten waar hij wel over beschikt een paspoort te verkrijgen en hij heeft ook niet onderbouwd dat het niet mogelijk was.
Visum en verblijfsrecht
9. Eiser voert verder aan dat hij geen toegang kan krijgen tot de Filipijnen, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van verschillende soorten inreisvisa voor de Filipijnen. Dit blijkt uit informatie uit op de website van de Filipijnse ambassade. Omdat hij geen inreisvisum kan verkrijgen, heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij ook geen ‘temporary resident visa’ (TRV) kan krijgen, omdat deze in de Filipijnen zelf moet worden aangevraagd. De staatssecretaris kan dus niet verwijzen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 23 juli 2020, omdat daarin is geoordeeld dat eiser juist met de TRV toegang zou kunnen krijgen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen visum en verblijfsrecht voor de Filipijnen kan krijgen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat in de vorige procedure is gebleken dat eiser toegang kan krijgen tot de Filipijnen met de TRV en dat van hem de nodige inspanningen mogen worden verwacht om aan de toelatingsvoorwaarden te voldoen, maar dat niet is gebleken van dergelijke inspanningen. Daartoe is de enkele verwijzing naar informatie met de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum op de website van de Filipijnse ambassade onvoldoende. Uit een e-mail van 7 februari 2022 van de International Affairs Representative for the Republic of the Philippines blijkt juist dat eiser zich, nadat hij een paspoort heeft verkregen, kan wenden tot de Filipijnse autoriteiten ten behoeve van de afgifte van een inreisvisum om met zijn familie terug te keren naar de Filipijnen. Daaruit volgt dus dat er mogelijkheden zijn voor eiser om een inreisvisum te verkrijgen. Eiser heeft echter geen pogingen gedaan om een inreisvisum te verkrijgen en dus ook niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk is.
Veilig derde land
10. Eiser voert aan dat de Filipijnen voor hem niet als veilig land kan worden aangemerkt. Eiser wijst op een brief van VluchtelingenWerk van 4 januari 2024 waarin informatie staat over de mensenrechtensituatie in de Filipijnen, discriminatie van moslims en de bescherming van (Syrische) vluchtelingen. Uit deze brief blijkt ook dat er in vijf jaar tijd maar 175 erkende vluchtelingen zijn bijgekomen in heel de Filipijnen. Het is daarom niet aannemelijk dat eiser bescherming zal krijgen. Eiser kan ook geen permanent verblijfsrecht krijgen op de Filipijnen. Tot slot wijst eiser op informatie van de UNHCR [20] waaruit volgt dat op individuele basis beoordeeld dient te worden of effectieve bescherming beschikbaar is in het derde land en dat betrokken dient te worden of betrokkene toegang kan krijgen tot duurzame middelen van bestaan en zelfredzaamheid. Dit heeft de staatssecretaris nagelaten.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Filipijnen in het algemeen en voor hem specifiek niet als veilig land kan worden aangemerkt. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser met de algemene informatie in de brief van VluchtelingenWerk van 4 januari 2024 niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in zijn geval sprake zal zijn van een risico op een behandeling in strijd met de beginselen van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000. Met de onder 4.1. genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 november 2020 is in rechte vast komen te staan dat de algemene veiligheidssituatie in de Filipijnen niet dusdanig is dat niet aan de voorwaarden uit het Vb 2000 wordt voldaan. Uit de brief van VluchtelingenWerk blijkt niet dat sprake is van een evident verslechterde situatie ten opzichte van de informatie uit deze eerdere procedure. Er is geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat eiser geconfronteerd wordt met een hogere mate van onveiligheid en dat er geen basisvoorzieningen beschikbaar zouden zijn. De staatssecretaris wijst er verder terecht op dat eiser niet heeft onderbouwd dat aan hem persoonlijk geen vluchtelingenstatus zal worden verleend en dat hij ook op andere gronden verblijf zou kunnen krijgen op de Filipijnen. De staatssecretaris heeft de door eiser ingebrachte informatie betrokken en deugdelijk gemotiveerd waarom dit niet tot de conclusie leidt dat sprake is van een onveilige situatie voor eiser. Dat de staatssecretaris heeft nagelaten een individuele beoordeling te maken, zoals eiser stelt, volgt de rechtbank dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.2040.
2.Zaak NL24.2044.
3.Uitspraak van 23 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:9325.
4.Uitspraak van 18 november 2020, 202004232/1/V2 (niet gepubliceerd).
5.Uitspraken van de Afdeling van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3378, ECLI:NL:RVS:2017:3379, ECLI:NL:RVS:2017:3380 en ECLI:NL:RVS:2017:3381.
6.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, r.o. 6.
7.Ibid., r.o. 8.
8.Submission by the Office of the United Nations High Commissioner for Refugees in case number 202105598/1/A3 before the Council of State.
9.Eiser wijst onder meer op het thematisch ambtsbericht inzake de dienstplicht in Syrië van december 2016 en het thematisch ambtsbericht inzake documenten in Syrië van december 2019.
10.Eiser wijst op diverse krantenartikelen en een brief van Syrië-expert [naam] van 23 november 2023 in reactie op vragen van VluchtelingenWerk Nederland.
11.Algemeen ambtsbericht inzake Syrië van augustus 2023; algemeen ambtsbericht inzake Syrië van juni 2021; algemeen ambtsbericht inzake Syrië van mei 2020; thematisch ambtsbericht over documenten in Syrië van december 2019; het thematisch ambtsbericht inzake de veiligheidssituatie in Syrië van juli 2019; het rapport van US Department of State inzake Syrië van 20 maart 2023 en de Notitie veilige derde landen van de Commissie Strategisch Procederen van VluchtelingenWerk Nederland.
12.Algemeen ambtsbericht inzake Syrië van mei 2020, p. 62.
13.Thematisch ambtsbericht over documenten in Syrië van december 2019, p. 8.
14.Thematisch ambtsbericht inzake de veiligheidssituatie in Syrië van juli 2019, p. 84 en het rapport van US Department of State inzake Syrië van 20 maart 2023, p. 29.
16.Eiser wijst voor de voorwaarden op de website van de Syrische ambassade in Brussel.
17.Pagina 61.
18.Pagina 54.
19.Pagina 57.
20.UNHCR Statement of safe country concepts and the right to an effective remedy in admissibility procedures, september 2019.