ECLI:NL:RBDHA:2024:8930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum verblijfsvergunning asiel na opvolgende aanvraag; beroep ongegrond
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Sri Lankaanse nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 2 april 2024. Dit besluit verleende eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met ingang van 12 december 2018. Eiser was van mening dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning eerder had moeten zijn, namelijk 13 februari 2015, en voerde aan dat de staatssecretaris onterecht afstand had gedaan van eerdere overwegingen die aan het besluit van 5 oktober 2015 ten grondslag lagen. De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de ingangsdatum van de verblijfsvergunning terecht heeft vastgesteld op 12 december 2018. De rechtbank verwijst naar artikel 44, tweede lid, van de Vreemdelingenwet, dat bepaalt dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Eiser heeft geen verzoek om bestuurlijke heroverweging gedaan, waardoor de staatssecretaris de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet eerder kon vaststellen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van eiser om de verschuldigdheid en/of hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat de vaststelling van de staatssecretaris dat eiser geen recht heeft op een dwangsom geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dus niet onder de bestuursrechter valt. Eiser moet zich hiervoor tot de burgerlijke rechter wenden. De rechtbank verklaart het beroep tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning ongegrond en is onbevoegd om kennis te nemen van het beroep gericht tegen de vaststelling van de rechterlijke dwangsom.