ECLI:NL:RBDHA:2024:9437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.7266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 26 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 5 juni 2024 uitspraak gedaan. Eiser had op 26 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had in eerste instantie getwijfeld of de aanvraag in behandeling moest worden genomen, omdat Duitsland mogelijk verantwoordelijk was. Na afwijzing van het terugnameverzoek door Duitsland, heeft de staatssecretaris op 1 december 2022 besloten de aanvraag alsnog te behandelen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 1 juni 2023, maar door de inwerkingtreding van WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de termijn pas op 1 maart 2024 eindigde. Eiser heeft de staatssecretaris op 5 december 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7266

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 26 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 26 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft in eerste instantie onderzocht of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen, omdat hij vermoedde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Op 1 december 2022 heeft de staatssecretaris eiser bericht dat zijn aanvraag (in beginsel) alsnog behandeld zal worden in de nationale procedure, nadat Duitsland het terugnameverzoek heeft afgewezen.
3. Uit artikel 42, zesde lid van de Vw [2] volgt dat de staatssecretaris vanaf die datum verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 1 juni 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [3] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 1 maart 2024 is geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [4] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De omstandigheid dat de Afdeling [5] prejudiciële vragen heeft gesteld [6] aan het Hof [7] , vormt geen aanleiding om de zaak aan te houden tot het Hof die vragen heeft beantwoord.
4. Eiser heeft de staatssecretaris op 5 december 2023 schriftelijk in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000
3.besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
6.verwijzingsuitspraak 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125
7.Hof van Justitie van de Europese Unie