In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, op 21 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 20 oktober 2023. Eiser heeft vervolgens op 9 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn, verlengd met negen maanden, op 19 oktober 2023 is verstreken. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft besloten dat de staatssecretaris alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiser moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.