ECLI:NL:RBDHA:2024:9589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.23288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, geboren op een onbekende datum en van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 november 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, welke op 23 mei 2024 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft niet meegewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko en heeft verklaard dat hij nooit uit eigen beweging zal terugkeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft om de bewaring te verlengen, aangezien eiser niet rechtmatig verblijf heeft en een terugkeerbesluit is uitgevaardigd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser dat er geen grond meer is voor de voortduren van de maatregel verworpen, en geconcludeerd dat de staatssecretaris voortvarend werkt aan de uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23288

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van onbekende (Marokkaanse) nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 27 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. De maatregel duurt nog voort.
Eerdere beroepen tegen het opleggen dan wel voortduren van deze maatregel zijn ongegrond verklaard.
Bij besluit van 23 mei 2024 (het verlengingsbesluit) heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 4 juni 2024 in kennis gesteld van het voortduren van de bewaringsmaatregel. Een kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De staatssecretaris moet in het verlengbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende is gemotiveerd, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.
Voorwaarden voor de verlenging van de maatregel
2. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 mag de maatregel van bewaring met twaalf maanden worden verlengd, onder meer als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat is voldaan aan deze voorwaarde voor de verlenging. Het is niet in geschil dat eiser niet heeft meegewerkt aan zijn uitzetting naar Marokko. De rechtbank heeft meermaals (laatstelijk bij uitspraak van 27 maart 2024) geconstateerd dat eiser zijn medewerking niet verleent. Eiser heeft bij het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling verklaard dat hij nooit uit eigen beweging terug zal keren naar Marokko. Eiser heeft verklaard dat hij naar Italië wil, omdat hij daar geboren is. Ook woont zijn moeder daar. Verder ontbreekt nog steeds een geldig document/vervangend reisdocument voor terugkeer naar Marokko. Er is een aanvraag tot afgifte van een laissez passer(lp) bij de Marokkaanse autoriteiten in behandeling. Hierbij is een een kopie van de lp meegezonden die eerder is afgegeven door het Marokkaanse consulaat in Italië. De Marokkaanse autoriteiten hebben de aanvraag in behandeling genomen en het onderzoek is nog aanhangig. DT&V is voor dit proces afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten. Vooralsnog ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de lp niet verstrekt zal worden.
Grondslag
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser nog steeds valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. Hij heeft geen rechtmatig verblijf en aan hem is een terugkeerbesluit uitgereikt.
Bewaringsgronden
4. In het verlengingsbesluit heeft verweerder overwogen dat eiser op 27 november 2023 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) ten grondslag gelegd aan het besluit tot verlening van de bewaringstermijn:
(zware gronden)
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek.
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4.1.
Het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 27 november 2023. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen niet heeft bestreden. De rechtbank is niet gebleken dat de gronden, zoals die eerder door de rechtbank zijn getoetst [1] , zich niet langer voordoen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen grond meer aanwezig is om het laten voorduren van de maatregel te rechtvaardigen. Uit de voortgangsrapportage kan geconcludeerd te worden dat met het voortduren van de maatregel in combinatie met het regelmatig schriftelijk rappelleren niet het vertrek van eiser zal worden bereikt. Daarbij is door de Marokkaanse autoriteiten reeds eerder aangegeven dat de identiteit dan wel nationaliteit van eiser niet kon worden vastgesteld, ondanks de lp die eerder door de Marokkaanse autoriteiten in Italië is afgegeven.
5.1.
Uit het voortgangsrapport blijkt dat de Marokkaanse ambassade naar aanleiding van het eerste lp-verzoek, van 4 december 2023, op 7 februari 2024 heeft laten weten dat de nationaliteit en identiteit van eiser niet vastgesteld kunnen worden. Vervolgens is op 6 maart 2024 een nieuwe lp-aanvraag verzonden naar de Marokkaanse vertegenwoordiging. In het verleningsbesluit is genoemd dat er een lp-aanvraag is ingediend met aanvullende documenten. Hierbij gaat het om een lp die is afgegeven door het Marokkaanse consulaat in Italië. Nu de autoriteiten de aanvraag in behandeling hebben genomen en het onderzoek aanhangig is, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesteld worden dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Verder is de rechtbank niet gebleken dat eiser, zoals van hem wel mag worden verwacht, actief en volledig heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. [2] Nu eiser zijn uitzetting belemmert is daarmee in beginsel het zicht op uitzetting al gegeven. Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring langer voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
5.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Uit de voortgangsrapportage blijkt de staatssecretaris sinds de sluiting van het vorige onderzoek 4 maal heeft gerappelleerd en dat er 4 vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd.
6. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser waaruit blijkt dat hij niet wil terugkeren naar Marokko, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond derhalve niet om de uitzetting van eiser te verzekeren. Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. [3]
7. De rechtbank overweegt dat de duur van de bewaring bij de belangenafweging moet worden betrokken. Naarmate de bewaring voortduurt, wordt het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld groter. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, dat hij geen medewerking verleent aan zijn verwijdering, dat uit eisers houding ook niet kan worden afgeleid dat hij voornemens is zijn medewerking te verlenen. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De duur van de bewaring vormt naar het oordeel van de rechtbank op dit moment onvoldoende grond om de belangenafweging in het voordeel van eiser te laten uitvallen. Door eiser zijn verder geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zien voor de conclusie dat de bewaring niet langer kan voortduren.
8. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het verlengingsbesluit niet rechtmatig is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr.P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekend gemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4295.
2.Zie de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85 en van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.
3.De uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:674.