In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 28 april 2025 afgewezen, met het argument dat Litouwen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een andere zaak, op 5 juni 2025 behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betoogde dat de minister ten onrechte had aangenomen dat Litouwen de juiste verantwoordelijke lidstaat was, en dat er ernstige tekortkomingen waren in de asielprocedure in Litouwen, zoals pushbacks en mishandelingen.
De rechtbank oordeelt dat de minister in dit geval mag uitgaan van de juistheid van het claimakkoord met Litouwen, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de asielprocedure daar niet in overeenstemming is met de Europese regelgeving. Eiser's argumenten over de afhankelijkheid van zijn vader, die ernstig ziek is, en de rol die hij speelt in de zorg voor zijn vader, werden ook besproken. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft waarom hij de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten.