Uitspraak
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de totale proceskosten van eiser tot een bedrag van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over een verzoek om schadevergoeding van een eiser wiens asielaanvraag was afgewezen. Eiser, met de Colombiaanse nationaliteit, diende op 31 maart 2025 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 14 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Na het indienen van beroep heeft de verweerder het bestreden besluit op 16 mei 2025 ingetrokken en een proceskostenvergoeding aangeboden. Eiser handhaafde echter zijn beroep en vroeg om schadevergoeding voor de periode van detentie. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk was, omdat alleen de bewaringsrechter hierover kan oordelen. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had bij het beroep, aangezien de afwijzing van de asielaanvraag was ingetrokken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.267,50.