In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Nationale ombudsman (No) op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) behandeld. Eiser, woonachtig in Frankrijk, had documenten aangevraagd met betrekking tot klachten over de Huurcommissie in 2020. De No had in eerste instantie enkele documenten openbaar gemaakt, maar had ook documenten niet openbaar gemaakt vanwege persoonlijke beleidsopvattingen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde beroep in.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens misbruik van recht, zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt vast dat eiser eerder meerdere Woo-verzoeken had ingediend die door de hoogste bestuursrechter als misbruik van recht waren aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het onderhavige Woo-verzoek ook niet is ingediend met het doel om publieke informatie te verkrijgen, maar eerder om de organisatie van de ombudsman te frustreren. Dit patroon van gedrag van eiser leidt tot de conclusie dat het instellen van beroep in deze zaak eveneens misbruik van recht is.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt dat een natuurlijk persoon in de kosten van het geding kan worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De rechtbank sluit niet uit dat eiser in toekomstige procedures kan worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten die het bestuursorgaan heeft gemaakt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.