In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Nationale ombudsman (de No) op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser, woonachtig in Frankrijk, had verzocht om documenten met betrekking tot de afhandelingsduur van verzoeken die de afgelopen vijf jaar bij de No zijn ingediend. De No had vier documenten aangetroffen en openbaar gemaakt, maar weigerde verder verzoeken van eiser, die hij als een verruiming van het oorspronkelijke Woo-verzoek kwalificeerde. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat het niet ontvankelijk is wegens misbruik van recht, zoals bedoeld in artikel 3:13 BW. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die had geoordeeld dat eiser met zijn Woo-verzoeken niet het doel had om publieke informatie te verkrijgen, maar om de organisatie van de ombudsman te frustreren. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige Woo-verzoek behoort tot een cluster van aanvragen die zijn ingediend met een ander doel dan waarvoor de Woo is bedoeld. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn verzoek anders is dan de eerdere verzoeken die als misbruik zijn aangemerkt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.