Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser was op 27 maart 2025 in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank werd op 11 juni 2025 door de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, geïnformeerd over het voortduren van de bewaring, wat door de rechtbank werd aangemerkt als een beroep van de eiser. Op 12 juni 2025 werd de maatregel van bewaring opgeheven, maar de eiser verzocht om schadevergoeding, stellende dat de bewaring onrechtmatig was geweest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst en dat de rechtmatigheid van de bewaring vanaf het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 16 april 2025 moest worden beoordeeld. De eiser voerde aan dat de grondslag van de maatregel was gewijzigd omdat zijn asielaanvraag was afgerond en dat de verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de grondslag van de maatregel tijdig was omgezet en dat de verweerder niet verplicht was om voortvarend te handelen aan de uitzetting.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.