ECLI:NL:RBDHA:2025:11169
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een reëel risico op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest bij overdracht aan Frankrijk. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen voldoende redenen heeft gegeven voor de verantwoordelijkheid van Frankrijk en dat eiser in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.