ECLI:NL:RBDHA:2025:11347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van een gezin met minderjarige kinderen in het kader van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 juni 2025, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 30 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 2 juni 2025 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat voor Frankrijk mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers hebben geen overtuigende informatie overgelegd die aantoont dat dit beginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de opvang van asielzoekers in Frankrijk die een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM met zich meebrengen.
Eisers, een gezin met minderjarige kinderen, betogen dat zij bijzonder kwetsbaar zijn en dat de minister aanvullende garanties van Frankrijk had moeten vragen. De rechtbank oordeelt echter dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk bijzonder kwetsbaar zijn. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen standhoudt. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.