ECLI:NL:RBDHA:2025:11455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
25.16256
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 juni 2025, wordt het beroep van eiseres, een Jamaicaanse vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank onderzoekt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat de minister niet zorgvuldig heeft gehandeld en dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Spanje. De rechtbank wijst erop dat de minister zich kan baseren op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat de minister mag vertrouwen op de naleving van Europese verplichtingen door andere lidstaten. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van ernstige tekortkomingen die haar rechten zouden schenden.

De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en dat de door eiseres aangevoerde bijzondere omstandigheden, zoals haar biseksualiteit, niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat eiseres kan worden overgedragen aan Spanje, zonder recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16256

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Jamaicaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep kennelijk ongegrond is. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje op 27 januari 2025 een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 25 maart 2025 aanvaard.
Standaardvoornemen
5. Eiseres stelt dat de minister niet heeft kunnen volstaan met een standaardvoornemen. [2] Het besluit is volgens eiseres niet zorgvuldig voorbereid en dient te worden vernietigd.
5.1.
5.1. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de totstandkoming van het besluit in onderhavige procedure niet onzorgvuldig is. [3] De rechtbank stelt daarbij vast dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk uiteen heeft gezet op grond van welke redenen Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres en ook dat zij geen reden ziet om de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Alle door eiseres aangedragen bezwaren in de zienswijze tegen de overdracht zijn kenbaar meegenomen in de motivering van het bestreden besluit.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiseres stelt dat ten aanzien van Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres kan de minister niet verwijzen naar de Afdelingsuitspraak van 8 juni 2023, omdat dit al bijna twee jaar geleden is. Eiseres verwijst naar het AIDA-rapport van 2023 waaruit blijkt dat asielzoekers in Spanje nog steeds problemen ondervinden bij de toegang tot de asielprocedure en opvang. De problemen bleken volgens eiseres ook al uit het AIDA-rapport van 2020 en 2021, wat volgens eiseres betekent dat er kan worden gesproken van structurele, aanhoudende tekortkomingen. Eiseres stelt bij terugkeer terecht te komen in een situatie zoals bedoeld in het arrest Jawo.
6.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] .
6.2.
Het gaat daarbij om fundamentele tekortkomingen. Tekortkomingen vallen alleen onder artikel 4 van het Handvest wanneer die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, wat afhangt van alle gegevens van de zaak. Deze bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid is bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van een lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. [6]
6.3.
Uit de door eiseres aangehaalde informatie kan niet worden afgeleid dat er zodanige problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure dat er sprake is van structurele tekortkomingen, die voornoemde drempel van zwaarwegendheid bereiken. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Als eiseres toch problemen ondervindt, ligt het op haar weg om daarover de Spaanse autoriteiten te benaderen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
6.4.
De Afdeling is in de uitspraak van 24 juni 2024 ingegaan op de opvangomstandigheden in Spanje en heeft onder andere geoordeeld dat het AIDA-rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan de informatie waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. [7] Gelet op het betoog van eiseres is er geen aanleiding voor een ander oordeel. [8]
Bijzondere individuele omstandigheden
7. Eiseres stelt dat zij als biseksuele vrouw in Spanje te maken kan krijgen met discriminatie. Hierbij verwijst ze naar blz. 136 uit het AIDA-rapport over 2023.
7.1.
Uitgaande van de terughoudende toets is de rechtbank van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiseres gestelde omstandigheden geen aanleiding vormen om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Dit is door de minister deugdelijk gemotiveerd met onder meer de verwijzing naar ECLI:NL:RVS:2017:71. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Ook in hetgeen overigens nog is aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseres mag worden overgedragen aan Spanje. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiseres verwijst hierbij naar ECLI:NL:RBDHA:2024:23304
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Zie ook: de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2008