ECLI:NL:RBDHA:2025:11882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
NL24.49749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Tamilse vrouw uit Sri Lanka op basis van politieke overtuiging en gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025, wordt het beroep van een Tamilse vrouw uit Sri Lanka tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, die op 24 maart 2022 een opvolgende asielaanvraag indiende, stelt dat zij vreest voor vervolging vanwege haar politieke overtuiging en activiteiten in Nederland. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie terecht is. De minister had de aanvraag afgewezen op 11 december 2024, met het argument dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer in Sri Lanka in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou komen te staan.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vrees voor vervolging. Hoewel haar politieke overtuiging en activiteiten in Nederland zijn erkend, is niet aangetoond dat deze leiden tot negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en ambtsberichten die aangeven dat vooral prominente figuren van Tamil-organisaties in het buitenland in de gaten worden gehouden. Eiseres heeft geen significante rol binnen deze organisaties en haar activiteiten zijn marginaal. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft afgezien van een aanvullend gehoor, omdat er geen relevante wijzigingen zijn opgetreden sinds het eerdere gehoor.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiseres kan binnen een week in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49749

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding en procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Op 24 maart 2022 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 december 2024 deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL24.49750), op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A.P. Shanthan als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft op 4 april 2025 het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen nader te reageren op het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Op 4 april 2025 heeft eiseres (desgevraagd) nadere informatie ingediend. In de brief van 10 april 2025 heeft verweerder verweer gevoerd tegen het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 25 april 2025, waarbij zij tevens twee aanvullende stukken heeft overgelegd.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

De aanvraag
1.1.
Eiseres heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1970. Zij heeft eerder op 13 februari 2002, 23 november 2007 en 19 juni 2013 asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvragen zijn door verweerder afgewezen en de daartegen door eiseres ingestelde (hoger) beroepen zijn ongegrond verklaard.
1.2.
Op 24 maart 2022 heeft eiseres opnieuw asiel aangevraagd. Zij legt aan deze aanvraag haar politieke overtuiging ten grondslag. Eiseres is Tamil. Zij gaat in Nederland naar de jaarlijkse Heldendag en heeft protesten en bijeenkomsten bijgewoond die namens Tamils in Nederland worden georganiseerd. Eiseres is vanaf 2019 actiever geworden en haar politieke overtuiging is door de jaren heen gegroeid. Hoewel zij eerst nog vond dat Singalezen en Tamils vreedzaam naast elkaar behoren te leven, is dat in haar optiek inmiddels een gepasseerd station. Eiseres verzet zich tegen het proces van ‘Singalisatie’, waarbij de Sri Lankaanse autoriteiten het door de Tamils bewoonde deel van Sri Lanka zuivert op cultureel, religieus en maatschappelijk gebied. Zij stelt met haar activiteiten bij te dragen aan een ‘Tamil Eelam’ (separatisme), en vreest bij terugkeer voor negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres al in de voorgaande asielprocedures geloofwaardig zijn geacht. Verweerder acht het politieke asielmotief van eiseres eveneens geloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiseres echter niet aannemelijk gemaakt dat zij, vanwege haar politieke overtuiging en de in verband daarmee verrichte activiteiten in Nederland, in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten staat of bij terugkeer zal komen te staan. Er doet zich volgens verweerder geen asielgrond voor als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
Beroepsgronden
3. Eiseres betoogt dat zij bij terugkeer naar Sri Lanka gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege haar politieke overtuiging. Zij beschouwt zichzelf als een activistische Tamil en stelt – onder meer vanwege haar activiteiten onder de regie van het Tamil Coordinating Committee (TCC), een door de Sri Lankaanse autoriteiten als terroristisch aangemerkte organisatie, – in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten te staan althans bij terugkeer zal komen te staan. Volgens eiseres had verweerder haar aanvullend moeten horen over haar in de loop der jaren gegroeide politieke bewustwording en de daarmee samenhangende activiteiten. Eiseres heeft informatie overgelegd van de Immigration and Refugee Board of Canada (IRB) van mei 2022, ‘
Sri Lanka: Situation and treatment of returnees, including failed asylum seekers’, het rapport ‘Time to Act: The LTTE, its Front Organizations, and the Challenge to Europe’ van de
Sri Lanka Guardianvan 14 december 2008, een uitdraai van de Sri Lankaanse Staatscourant van 20 februari 2025 en verwezen naar de uitspraak KK en RS van 27 mei 2021 van de Upper Tribunal (Verenigd Koninkrijk). Uit deze informatie blijkt volgens eiseres dat de autoriteiten van Sri Lanka diaspora in de gaten houden. Het gaat daarbij niet enkel om Tamils met een vooraanstaande publieke of organisatorische rol. Eiseres vreest bij aankomst in Sri Lanka op het vliegveld te worden aangehouden, bijvoorbeeld omdat zij niet over een paspoort beschikt, of dat de autoriteiten haar op enigerlei wijze in het binnenland ‘monddood’ zullen maken. Eiseres stelt dat zij bij een poging om haar politieke opvattingen in het binnenland te uiten onmiddellijk zal worden gesanctioneerd, nu alle uitingen die betrekking hebben op het bereiken van een Tamil Eelam verboden zijn. Eiseres betoogt in dit verband ook dat de beoordeling die verweerder heeft gemaakt onvoldoende in lijn is met het arrest S. en A. van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023
,ECLI:EU:C:2023:688. Tot slot beroept eiseres zich op het gelijkheidsbeginsel: na de beleidswijziging naar aanleiding van het arrest S. en A. zijn twee Tamil-landgenoten, die zij goed kent en met wie zij aan dezelfde activiteiten heeft deelgenomen, wél door verweerder erkend als zogenoemde Verdragsvluchtelingen.
Oordeel van de rechtbank
4.1.
In het arrest S. en A. is bepaald dat de term politieke overtuiging ruim moet worden opgevat. Ook is ingevuld hoe moet worden beoordeeld of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens die politieke overtuiging. Daarvoor dient te worden vastgesteld of de gebleken omstandigheden een dusdanige bedreiging vormen dat de betrokkene, gezien zijn individuele situatie, goede gronden heeft om te vrezen daadwerkelijk te zullen worden vervolgd. Er dient daarvoor uitputtend en grondig onderzoek te worden verricht naar de relevante omstandigheden, de specifieke persoonlijke situatie van de vreemdelingen en de meer algemene context van zijn land van herkomst. Hierbij dient te worden nagegaan of aan hem enige overtuiging kan worden toegedicht door potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst.
4.2.
De sterkte van de politieke overtuiging die de vreemdeling stelt te hebben en verrichte activiteiten om die overtuiging te uiten zijn relevante elementen voor de beoordeling. Evenals het feit dat die overtuiging de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van verzoeker heeft gewekt of kan wekken. In aanvulling daarop betrekt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bij het oordeel van de zwaarwegendheid ook of en zo ja, hoe de vreemdeling in zijn land van herkomst uiting wenst te gaan geven aan zijn politieke overtuiging en wat de gevolgen daarvan zijn (zie de uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:63).
Had verweerder eiseres aanvullend moeten horen?
5. Dat eiseres Tamil is, begaan is met de Tamilbevolking en hoe daarmee is en wordt omgegaan, evenals dat zij een Tamil Eelam en het stopzetten en terugdraaien van het proces van Singalisatie in het gebied dat Tamils als hun land beschouwen wenst, volgt verweerder. Verweerder volgt ook dat eiseres in Nederland heeft deelgenomen aan protesten en bijeenkomsten die namens de Tamils worden georganiseerd en tevens dat haar politieke bewustwording is gegroeid door de jaren heen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten aangedragen op basis waarvan verweerder haar aanvullend had moeten horen. De omstandigheid dat verweerder een nieuw beoordelingskader is gaan hanteren naar aanleiding van het arrest S. en A. geeft daartoe geen aanleiding, omdat eiseres tijdens het gehoor opvolgende aanvraag van 17 maart 2023 al uitvoerig is bevraagd over haar politieke overtuiging, de wijze waarop zij deze in Nederland uit en de wijze waarop zij dat bij terugkeer naar Sri Lanka wil doen. Het tijdsverloop sinds het gehoor noopt op zichzelf ook niet tot een aanvullend gehoor. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, verweerder eiseres volgt in de door haar gestelde gegroeide politieke bewustwording door de jaren heen. Verder heeft eiseres onvoldoende geconcretiseerd dat na het gehoor een relevante wijziging is opgetreden in (de aard of omvang van) de door haar verrichte activiteiten in Nederland of in de activiteiten die zij voornemens is bij terugkeer naar Sri Lanka te gaan verrichten. Verweerder heeft daarom terecht afgezien van een aanvullend gehoor.
Staat eiseres in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar politieke overtuiging en haar in Nederland verrichte activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. Verweerder heeft er in het bestreden besluit in dit verband terecht op gewezen dat volgens het Thematisch ambtsbericht
Tamils in Sri Lankavan 6 juni 2024 er tijdens de verslagperiode (oktober 2014 tot en met april 2024) weliswaar berichten zijn verschenen over de monitoring door de Sri Lankaanse autoriteiten van personen die buiten Sri Lanka activiteiten verrichtten voor Tamil-organisaties, maar dat niet kon worden vastgesteld of dit ook in Nederland gebeurde. Bovendien komt volgens het ambtsbericht uit de geraadpleegde bronnen het beeld naar voren dat vooral prominente figuren van verboden Tamil-organisaties in het buitenland in de gaten werden gehouden. De rechtbank leidt uit het ambtsbericht, evenals uit de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Upper Tribunal van 27 mei 2021, af dat de aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten zich richt op Tamils die een significante (belangrijke) rol spelen in het streven naar een onafhankelijke Tamil Eelam. De informatie waarop eiseres zich verder heeft beroepen, van de IRB en het rapport van de Sri Lanka Guardian, schetst geen ander beeld. De rechtbank wijst in dit verband ook op de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:404, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat met name activisten die een risico vormen voor de eenheid van Sri Lanka, omdat zij een significante rol spelen in een georganiseerd separatistisch streven buiten Sri Lanka naar een onafhankelijke Tamil Eelam of het doen herleven van het gewapende conflict, bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan.
8. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een zodanig prominente rol vervult binnen de door haar verrichte activiteiten, dat zij in de negatieve belangstelling zou staan van de Sri Lankaanse autoriteiten. Verweerder wijst er in dit verband terecht op dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij bij de evenementen, bijeenkomsten en protesten geen officiële rol of functie had. Zij hielp bijvoorbeeld met het verlenen van EHBO of bij het koken in de kantine. Het belangrijkste doel van de evenementen was volgens eiseres om de overleden mensen te herdenken. Uit de foto’s die eiseres heeft overgelegd, waarop is te zien dat zij voor een microfoon staat en iets aan haar wordt overhandigd, blijkt ook niet dat haar rol als vooraanstaand of significant kan worden aangemerkt. Zelfs indien ervan kan worden uitgegaan dat eiseres betrokken is bij de TCC, blijkt ook nergens uit dat zij binnen deze Tamil-organisatie een significante rol vervult. De informatie in de Sri Lankaanse Staatscourant (‘
Gazette’ van 20 februari 2025) dat de autoriteiten bekend zijn met (adres)gegevens van diaspora-leiders in West-Europa, is niet relevant voor het geval van eiseres, nu zij immers geen diaspora-leider is.
Zal eiseres bij terugkeer in de negatieve belangstelling komen te staan?
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer naar Sri Lanka in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan vanwege haar politieke overtuiging. Hoewel verweerder ervan uitgaat dat de politieke overtuiging van eiseres – inhoudende dat zij streeft naar een Tamil Eelam en het proces van Singalisatie zou willen terugdraaien – in de loop der tijd is gegroeid, heeft verweerder terecht niet aannemelijk geacht dat eiseres bij terugkeer gegronde vrees heeft voor vervolging. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken wat eiseres heeft verklaard over de wijze waarop zij haar politieke overtuiging in Nederland uit en de wijze waarop zij deze bij terugkeer wenst te uiten. Verweerder merkt de rol van eiseres bij de activiteiten in Nederland terecht aan als marginaal. Over de situatie na terugkeer heeft eiseres tijdens het gehoor verklaard dat zij in Sri Lanka niet wil deelnemen aan demonstraties, maar zich wil bezig houden met de voorlichting van jonge Tamils. Ter zitting heeft zij opnieuw verklaard niet te willen deelnemen aan demonstraties en toegelicht dat zij een soort privéschool wil oprichten in Sri Lanka, gericht op bewustwording onder jonge Tamils. Verweerder stelt hierover terecht dat uit de beschikbare informatie niet is gebleken en dat eiseres ook niet heeft onderbouwd dat zij door het verrichten van dergelijke activiteiten in Sri Lanka in de negatieve aandacht van de autoriteiten komt te staan. Verweerder heeft daarbij ook kunnen wijzen op algemene bronnen waaruit blijkt dat in Sri Lanka in toenemende mate ruimte bestaat voor een dialoog over onder meer Tamil-herdenkingen en de roep binnen de gemeenschap om berechting van misdaden begaan tijdens de burgeroorlog. Eiseres heeft er nog op gewezen dat zij bij terugkeer in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten kan komen te staan omdat zij niet over een paspoort beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit evenmin tot een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Uit paragraaf 6 van het thematisch ambtsbericht volgt namelijk dat hoewel de Sri Lankaanse autoriteiten aandacht hadden voor terugkeerders die gebruik maakten van een vervangend reisdocument, meer dan voor terugkeerders die met een paspoort reisden, ook de categorie terugkeerders zonder paspoort na een ondervraging doorgaans de luchthaven kon verlaten. Verweerder heeft er verder op kunnen wijzen dat uit het rapport van de IRB volgt dat terugkeerders ondervraagd kunnen worden over criminele antecedenten, maar dat eiseres geen criminele antecedenten heeft in Sri Lanka en dat bovendien, zoals hiervoor is overwogen, niet aannemelijk is dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke activiteiten van eiseres in Nederland, zodat niet aannemelijk is dat eiseres belangrijke problemen zal ondervinden bij een eventuele ondervraging.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
10. Eiseres heeft gewezen op de uitkomst in de zaken van twee andere vreemdelingen (V-nummers eindigend op ‘471’ en ‘181’). Zij stelt dat na de beleidswijziging in het kader van het arrest S. en A. en het verschijnen van het genoemde ambtsbericht van juni 2024, hun asielaanvragen zijn ingewilligd op grond van hun politieke overtuiging. Eiseres stelt dat zij heeft deelgenomen aan dezelfde activiteiten.
10.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1118) volgt dat indien de vreemdeling een concreet geval benoemt dat volgens hem op relevante punten vergelijkbaar is met zijn situatie, het vervolgens aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat de gevallen niet gelijk zijn. Een bestuursorgaan moet een consistent en doordacht bestuursbeleid voeren en bij een concrete melding van de burger dat het daaraan schort ook laten zien dat het consistent en doordacht optreedt. Ter vergelijking wijst de Afdeling op haar uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:308).
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de door eiseres aangehaalde zaken niet vergelijkbaar zijn met haar zaak.
In één van de zaken (V-nummer eindigend op 471) ging het om een vreemdeling waarbij de ongeloofwaardigheid van de eerder gestelde (vermeende) betrokkenheid bij de LTTE niet langer als uitgangspunt werd genomen. In het geval van eiseres zijn haar gestelde problemen met betrekking tot de LTTE – in een eerdere asielprocedure – ongeloofwaardig geacht. Ook had deze vreemdeling gesteld dat hij bij terugkeer zich actief zou gaan inzetten (wil strijden) voor zijn separatistische overtuiging. Dat in samenhang met de sterkere uiting van zijn politieke overtuiging maakt deze zaak niet vergelijkbaar met de zaak van eiseres. Ten aanzien van de zaak van de vreemdeling met het V-nummer eindigend op ‘181’ heeft verweerder aangegeven dat die beoordeling had plaatsgevonden vóór het uitbrengen van het thematisch ambtsbericht van juni 2024, waarmee al sprake is van een relevant verschil in beschikbare landeninformatie. Verder had deze vreemdeling volgens verweerder een duidelijk en consistent patroon van activiteiten laten zien, waarmee hij reeds sinds zijn vertrek uit Sri Lanka actief was en waarvan aannemelijk was geacht dat hij deze activiteiten bij terugkeer wilde voortzetten, terwijl in het geval van eiseres niet aannemelijk is dat zij streeft naar het doen herleven van een gewapend conflict of in die context door de autoriteiten zal worden beschouwd.
Uitkomst
11. De beroepsgronden slagen niet. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
11.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.