4.2.De sterkte van de politieke overtuiging die de vreemdeling stelt te hebben en verrichte activiteiten om die overtuiging te uiten zijn relevante elementen voor de beoordeling. Evenals het feit dat die overtuiging de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van verzoeker heeft gewekt of kan wekken. In aanvulling daarop betrekt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bij het oordeel van de zwaarwegendheid ook of en zo ja, hoe de vreemdeling in zijn land van herkomst uiting wenst te gaan geven aan zijn politieke overtuiging en wat de gevolgen daarvan zijn (zie de uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:63). Had verweerder eiseres aanvullend moeten horen?
5. Dat eiseres Tamil is, begaan is met de Tamilbevolking en hoe daarmee is en wordt omgegaan, evenals dat zij een Tamil Eelam en het stopzetten en terugdraaien van het proces van Singalisatie in het gebied dat Tamils als hun land beschouwen wenst, volgt verweerder. Verweerder volgt ook dat eiseres in Nederland heeft deelgenomen aan protesten en bijeenkomsten die namens de Tamils worden georganiseerd en tevens dat haar politieke bewustwording is gegroeid door de jaren heen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten aangedragen op basis waarvan verweerder haar aanvullend had moeten horen. De omstandigheid dat verweerder een nieuw beoordelingskader is gaan hanteren naar aanleiding van het arrest S. en A. geeft daartoe geen aanleiding, omdat eiseres tijdens het gehoor opvolgende aanvraag van 17 maart 2023 al uitvoerig is bevraagd over haar politieke overtuiging, de wijze waarop zij deze in Nederland uit en de wijze waarop zij dat bij terugkeer naar Sri Lanka wil doen. Het tijdsverloop sinds het gehoor noopt op zichzelf ook niet tot een aanvullend gehoor. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, verweerder eiseres volgt in de door haar gestelde gegroeide politieke bewustwording door de jaren heen. Verder heeft eiseres onvoldoende geconcretiseerd dat na het gehoor een relevante wijziging is opgetreden in (de aard of omvang van) de door haar verrichte activiteiten in Nederland of in de activiteiten die zij voornemens is bij terugkeer naar Sri Lanka te gaan verrichten. Verweerder heeft daarom terecht afgezien van een aanvullend gehoor.
Staat eiseres in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar politieke overtuiging en haar in Nederland verrichte activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten. Verweerder heeft er in het bestreden besluit in dit verband terecht op gewezen dat volgens het Thematisch ambtsberichtTamils in Sri Lankavan 6 juni 2024 er tijdens de verslagperiode (oktober 2014 tot en met april 2024) weliswaar berichten zijn verschenen over de monitoring door de Sri Lankaanse autoriteiten van personen die buiten Sri Lanka activiteiten verrichtten voor Tamil-organisaties, maar dat niet kon worden vastgesteld of dit ook in Nederland gebeurde. Bovendien komt volgens het ambtsbericht uit de geraadpleegde bronnen het beeld naar voren dat vooral prominente figuren van verboden Tamil-organisaties in het buitenland in de gaten werden gehouden. De rechtbank leidt uit het ambtsbericht, evenals uit de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Upper Tribunal van 27 mei 2021, af dat de aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten zich richt op Tamils die een significante (belangrijke) rol spelen in het streven naar een onafhankelijke Tamil Eelam. De informatie waarop eiseres zich verder heeft beroepen, van de IRB en het rapport van de Sri Lanka Guardian, schetst geen ander beeld. De rechtbank wijst in dit verband ook op de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:404, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat met name activisten die een risico vormen voor de eenheid van Sri Lanka, omdat zij een significante rol spelen in een georganiseerd separatistisch streven buiten Sri Lanka naar een onafhankelijke Tamil Eelam of het doen herleven van het gewapende conflict, bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. 8. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een zodanig prominente rol vervult binnen de door haar verrichte activiteiten, dat zij in de negatieve belangstelling zou staan van de Sri Lankaanse autoriteiten. Verweerder wijst er in dit verband terecht op dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij bij de evenementen, bijeenkomsten en protesten geen officiële rol of functie had. Zij hielp bijvoorbeeld met het verlenen van EHBO of bij het koken in de kantine. Het belangrijkste doel van de evenementen was volgens eiseres om de overleden mensen te herdenken. Uit de foto’s die eiseres heeft overgelegd, waarop is te zien dat zij voor een microfoon staat en iets aan haar wordt overhandigd, blijkt ook niet dat haar rol als vooraanstaand of significant kan worden aangemerkt. Zelfs indien ervan kan worden uitgegaan dat eiseres betrokken is bij de TCC, blijkt ook nergens uit dat zij binnen deze Tamil-organisatie een significante rol vervult. De informatie in de Sri Lankaanse Staatscourant (‘
Gazette’ van 20 februari 2025) dat de autoriteiten bekend zijn met (adres)gegevens van diaspora-leiders in West-Europa, is niet relevant voor het geval van eiseres, nu zij immers geen diaspora-leider is.
Zal eiseres bij terugkeer in de negatieve belangstelling komen te staan?
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer naar Sri Lanka in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan vanwege haar politieke overtuiging. Hoewel verweerder ervan uitgaat dat de politieke overtuiging van eiseres – inhoudende dat zij streeft naar een Tamil Eelam en het proces van Singalisatie zou willen terugdraaien – in de loop der tijd is gegroeid, heeft verweerder terecht niet aannemelijk geacht dat eiseres bij terugkeer gegronde vrees heeft voor vervolging. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken wat eiseres heeft verklaard over de wijze waarop zij haar politieke overtuiging in Nederland uit en de wijze waarop zij deze bij terugkeer wenst te uiten. Verweerder merkt de rol van eiseres bij de activiteiten in Nederland terecht aan als marginaal. Over de situatie na terugkeer heeft eiseres tijdens het gehoor verklaard dat zij in Sri Lanka niet wil deelnemen aan demonstraties, maar zich wil bezig houden met de voorlichting van jonge Tamils. Ter zitting heeft zij opnieuw verklaard niet te willen deelnemen aan demonstraties en toegelicht dat zij een soort privéschool wil oprichten in Sri Lanka, gericht op bewustwording onder jonge Tamils. Verweerder stelt hierover terecht dat uit de beschikbare informatie niet is gebleken en dat eiseres ook niet heeft onderbouwd dat zij door het verrichten van dergelijke activiteiten in Sri Lanka in de negatieve aandacht van de autoriteiten komt te staan. Verweerder heeft daarbij ook kunnen wijzen op algemene bronnen waaruit blijkt dat in Sri Lanka in toenemende mate ruimte bestaat voor een dialoog over onder meer Tamil-herdenkingen en de roep binnen de gemeenschap om berechting van misdaden begaan tijdens de burgeroorlog. Eiseres heeft er nog op gewezen dat zij bij terugkeer in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten kan komen te staan omdat zij niet over een paspoort beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit evenmin tot een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Uit paragraaf 6 van het thematisch ambtsbericht volgt namelijk dat hoewel de Sri Lankaanse autoriteiten aandacht hadden voor terugkeerders die gebruik maakten van een vervangend reisdocument, meer dan voor terugkeerders die met een paspoort reisden, ook de categorie terugkeerders zonder paspoort na een ondervraging doorgaans de luchthaven kon verlaten. Verweerder heeft er verder op kunnen wijzen dat uit het rapport van de IRB volgt dat terugkeerders ondervraagd kunnen worden over criminele antecedenten, maar dat eiseres geen criminele antecedenten heeft in Sri Lanka en dat bovendien, zoals hiervoor is overwogen, niet aannemelijk is dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke activiteiten van eiseres in Nederland, zodat niet aannemelijk is dat eiseres belangrijke problemen zal ondervinden bij een eventuele ondervraging.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
10. Eiseres heeft gewezen op de uitkomst in de zaken van twee andere vreemdelingen (V-nummers eindigend op ‘471’ en ‘181’). Zij stelt dat na de beleidswijziging in het kader van het arrest S. en A. en het verschijnen van het genoemde ambtsbericht van juni 2024, hun asielaanvragen zijn ingewilligd op grond van hun politieke overtuiging. Eiseres stelt dat zij heeft deelgenomen aan dezelfde activiteiten.