8.2.Daarnaast heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de stellingen van eiser dat hij steun ervaart van zijn geloof, kerkdiensten in Nederland bezoekt en dat dit hem mentaal op de been houdt, op zichzelf geen inzicht bieden in de inhoudelijke ontwikkeling van zijn geloof. Ook de verklaring van eiser dat hij in vrijheid een normaal leven wil leiden en voor anderen wil klaarstaan, is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor zijn verklaring dat hij niemand pijn wil doen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister op goede gronden heeft gesteld dat van geloofsgroei, zoals door eiser gesteld, geen sprake is.
9. Nu de bekering en gestelde geloofsgroei niet geloofwaardig zijn geacht, kan ook de stelling dat eiser bij terugkeer geen christelijk sociaal netwerk heeft, niet tot een ander oordeel leiden.
10. Voor zover eiser heeft bedoeld aan te voeren dat de minister ten onrechte het per
1 juli 2024 gewijzigde beleid ten aanzien van risicoprofielen in Irak heeft toegepast in plaats van het ’groepenbeleid’, oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat in de beoordeling op asielaanvragen een ex-nunc toetsing wordt toegepast; dat betekent dat bij de beoordeling moet worden uitgegaan van het recht zoals dat geldt op het moment van het nemen van het besluit. In geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. De enkele omstandigheid dat eiser door toepassing van nieuw recht in een ongunstiger positie komt, is hiervoor onvoldoende.Bij besluit van de minister van 13 juni 2024 (WBV 2024/12) is het groepenbeleid komen te vervallen en is de minister overgestapt naar risicoprofielen.
Gelet op hetgeen hierboven onder punt 8 en volgende is overwogen over de ongeloofwaardig geachte bekering en geloofsgroei van eiser, zou ook toepassing van het oude beleid over risicogroepen niet tot een ander oordeel hebben geleid. Eiser kwam immers, vanwege het ontbreken van geloofwaardige asielmotieven, niet in aanmerking voor bescherming als lid van een risicogroep of kwetsbare minderheid in de zin van het toenmalige beleid. Deze beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
11. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen het ongeloofwaardig geachte asielmotief ‘verwestering’, hetgeen ter zitting door zijn gemachtigde is bevestigd. Wel is ter zitting herhaald dat eiser inmiddels tien jaar in Nederland verblijft en zich heeft aangepast aan een westerse levenswijze die afwijkt van die in Irak. De enkele omstandigheid dat eiser langdurig in Nederland verblijft en zich hierbij zou hebben aangepast aan de heersende maatschappelijke normen en waarden, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, voor zover eiser heeft bedoeld de beoordeling door de minister op dit punt te betwisten, deze grond reeds hierom niet kan slagen. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verwestering van eiser ongeloofwaardig is.
12. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt vanwege zijn christelijke tatoeages, omdat hij hierdoor als afvallige zal worden aangemerkt. Volgens eiser kan van hem niet worden verlangd dat hij zijn tatoeages laat verwijderen of deze ten alle tijden bedekt houdt. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021.Daarin is geoordeeld dat een tatoeage niet onder alle omstandigheden bedekt kan worden gehouden, zodat een drager van een tatoeage met christelijke betekenis in Irak problemen heeft te verwachten waartegen de vreemdeling beschermd hoort te worden.