ECLI:NL:RBDHA:2025:11912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.46513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ghanese eiser tegen afwijzing door de Minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Ghanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die beweert dat hij hoofd van de beveiliging van de president van Ghana was, heeft op 1 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 18 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 februari 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van de meervoudige kamer, die op 27 maart 2025 werd gedaan. Na deze uitspraak hebben beide partijen ingestemd met het verder afdoen van de zaak buiten zitting.

De rechtbank oordeelt dat de minister Ghana ten onrechte heeft aangewezen als veilig land van herkomst. De eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Ghana het risico loopt om te worden berecht vanwege zijn rol tijdens de verkiezingen van 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de asielmotieven van de eiser onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de aanwijzing van Ghana als veilig land van herkomst niet in overeenstemming is met de geldende juridische normen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.46513
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),

en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1983] . Hij heeft op 1 november 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroepi, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Mensah als tolk en de gemachtigde van de minister.
3. Ter zitting is de zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van de meervoudige kamer van deze zittingsplaats van 27 maart 2025.ii Na bekendmaking van die uitspraak heeft de rechtbank beide partijen in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Naar aanleiding van de ontvangen reacties heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat zij van oordeel is dat een nadere zitting niet nodig is. Beide partijen hebben hiermee ingestemd en toestemming verleend om de zaak verder buiten zitting af te doen.iii De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In Ghana was eiser hoofd van de beveiliging van de president. Op 7 december 2020, de dag van de verkiezingen, vonden er ongeregeldheden plaats bij de stembus met gewapende personen van de oppositiepartij. In reactie daarop heeft eiser, overeenkomstig het geldende protocol, zijn manschappen opdracht gegeven om terug te schieten. Vijf maanden na dit incident, op 7 mei 2021, is eiser hierover ondervraagd door hogere militairen. Daarbij is hem mondeling medegedeeld dat hij op 27 mei 2021 moest verschijnen voor de militaire rechtbank. Eiser heeft geen gevolg gegeven aan deze oproep en heeft Ghana vóór die datum verlaten. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Ghana het risico loopt om te worden berecht wegens het geven van de opdracht aan zijn manschappen op 7 december 2020 en het feit dat hij niet is verschenen op de zitting van 27 mei 2021.

Het bestreden besluit

7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst; en
2. dat eiser mannen die hij aanstuurde opdracht heeft gegeven te schieten tijdens de verkiezingen en dat hij vervolgens is uitgenodigd voor een rechtszaak waar hij niet is verschenen.
8. De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig. De minister heeft de geloofwaardigheid van het tweede asielmotief in het midden gelaten. Los van de vraag of dit asielmotief geloofwaardig is, zijn deze problemen niet zwaarwegend genoeg om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daartoe overweegt de minister dat eiser zijn gestelde vrees bij terugkeer niet aannemelijk heeft gemaakt en wijst erop dat Ghana geldt als een veilig land van herkomst.

Over de vraag of de minister Ghana heeft mogen aanwijzen als veilig land van herkomst

9. Eiser voert onder meer aan dat de minister Ghana ten onrechte heeft aangewezen als veilig land van herkomst. Eiser stelt dat uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 oktober 2024iv volgt dat een land alleen als veilig land van herkomst kan worden aangewezen als er in het algemeen en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging. De minister mag volgens eiser geen groepen uitzonderen van de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst, gelet op voornoemd arrest van het Hof. Daarnaast voert eiser aan dat de minister de verkeerde procedure heeft gevolgd, hem ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden en een inreisverbod heeft opgelegd, en dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierbij verwijst eiser ook naar een uitspraak van 8 januari 2025 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen.v
10. De rechtbank overweegt dat deze zittingsplaats in haar uitspraak van
27 maart 2025 heeft geoordeeld dat uit het bovengenoemde arrest van het Hof kan worden afgeleid dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst. De rechtbank sluit zich aan bij dat oordeel en verwijst daartoe naar de overwegingen 12 tot en met 14 in de genoemde uitspraak.
11. Gelet op het bovenstaande verklaart de rechtbank artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 onverbindend. De minister heeft Ghana aangewezen als veilig land van herkomst. Uit paragraaf C7/1.2 van de
Vreemdelingencirculaire (Vc) blijkt dat de minister twee specifieke groepen heeft uitgezonderd van deze aanwijzing. De minister mag deze groepen bij de aanwijzing als veilig land van herkomst niet uitzonderen. Nu de minister dit wel heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat de minister de aanwijzing van Ghana als veilig land van herkomst onvoldoende heeft gemotiveerd. Verder heeft de minister de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond onder verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dat de minister hoger beroep heeft ingesteld tegen de eerdergenoemde uitspraak van de meervoudige kamer en hij het betreffende hoger beroepschrift in deze procedure heeft ingediend, leidt thans niet tot een ander oordeel.
Wat betekent dit oordeel voor eiser?
12. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank onderzoekt of er aanleiding is om zelf in de zaak te voorzien of om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
13. De minister is bij de inrichting van de procedure en de beoordeling van de asielaanvraag ten onrechte uitgegaan van de aanwijzing van Ghana als veilig land van herkomst. De minister heeft daarmee niet alle geldende procedurele waarborgen in acht genomen. Voorts kan de minister niet direct overgaan tot de laatste stap in de beoordeling. Dat betreft de vraag of de Ghanese autoriteiten eiser kunnen of willen beschermen. Daarvoor is namelijk van belang of de minister de asielmotieven van eiser geloofwaardig acht en zo ja, hoe de minister de zwaarwegendheid daarvan beoordeelt. Dat is op dit moment niet duidelijk. De minister heeft immers de geloofwaardigheid van het tweede asielmotief in het midden gelaten.
13. Uit rechtsoverweging 13 volgt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om zelf in de zaak te voorzien of om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal evenmin aan de minister opdragen om de geconstateerde gebreken te herstellen door middel van een zogenoemde bestuurlijke lus. Dit, omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Dat betekent dat de minister een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Omdat het beroep alleen al hierom slaagt, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige beroepsgronden van eiser.

Conclusie en gevolgen

15. Gezien het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van 12 weken.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 18 november 2024;
  • draagt de minister op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak; en
  • veroordeelt de minister tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 juni 2025

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Zaak NL24.46514.
iii Zoals bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
iv ECLI:NL:EU:C:2024:841.