ECLI:NL:RBDHA:2025:12886
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van kwetsbare personen in het kader van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee eisers, een man van Sierra Leoonse afkomst en een vrouw van Ivoriaanse afkomst, die samen een jonge baby hebben. De rechtbank heeft de aanvragen van eisers tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers eerder asiel hebben aangevraagd in Frankrijk en dat Nederland op grond van de Dublinverordening aan Frankrijk heeft verzocht om hen terug te nemen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers tegen de bestreden besluiten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De rechtbank heeft daarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen, dat inhoudt dat lidstaten ervan uit mogen gaan dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eisers hebben geen concrete aanwijzingen aangedragen die erop wijzen dat dit in hun geval niet zou gelden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de door eisers aangevoerde omstandigheden, zoals hun kwetsbaarheid als gezin met een jonge baby, niet voldoende zijn om te concluderen dat de overdracht aan Frankrijk van een onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten.