In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 juli 2025, is het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had eerder een procedure aangespannen, waarbij de rechtbank had geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op de aanvraag van 25 juni 2023. De rechtbank had toen bepaald dat de minister binnen een bepaalde termijn een beslissing moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. In deze nieuwe procedure heeft eiser opnieuw beroep aangetekend omdat de minister niet tijdig had beslist na een nader gehoor op 17 december 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.