5.4.De rechtbank is, enigszins terughoudend toetsend, van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de onderbouwde stelling van eiser dat de noodzakelijke medische zorg voor hem niet, althans onvoldoende, feitelijk toegankelijk is in Ghana. Eiser heeft tijdens de besluitvormingsfase onder meer onderbouwd wat het gemiddelde inkomen is in Ghana en wat de gemiddelde kosten zijn voor zijn noodzakelijke medische behandelingen. Tussen deze twee bedragen zit een enorm groot verschil. De stelling van verweerder dat eiser (financiële) steun kan inroepen bij onder meer charitatieve instellingen, de kerk en NGO’s, dan wel dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen zorgverzekering kan afsluiten in Ghana, vindt de rechtbank in dit geval onvoldoende om te concluderen dat eiser niet heeft aangetoond dat de medische zorg voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Eiser heeft in beroep een brief van arts [naam] overgelegd waarin wordt aangegeven dat eiser bij terugkeer naar Ghana voor de verkrijging van zijn noodzakelijke behandelingen afhankelijk zal zijn van de aanwezigheid van NGO’s of van een nog op te bouwen lokaal netwerk van mantelzorgers en vrienden. Ook blijkt uit deze brief dat veel van de voorgeschreven medicatie niet onder de NHIS-dekking valt en eiser zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf van de medicatie. De arts heeft aangegeven dat het voorgaande aanzienlijke gezondheidsrisico’s voor eiser met zich meebrengt. Ook heeft de arts aangekaart dat de sociale impact van onbehandelde epilepsie niet kan worden onderschat, nu er in Ghana een stigma rond epilepsie hangt waardoor het risico bestaat dat eiser – als hij zijn medicatie niet kan verkrijgen – sociale isolatie zal ervaren en daardoor essentiële sociale ondersteuning zal verliezen. De arts concludeert dat de combinatie van de beperkte NHIS-dekking, de hoeveelheid medische kosten die eiser zelf zal moeten betalen, de ontoereikende medicatiebeschikbaarheid en de sociale barrières het voor eiser moeilijk maken om adequate zorg te verkrijgen. De reactie van verweerder ter zitting – dat uit deze brief niet volgt dat eiser zich niet bij het NHIS zou kunnen verzekeren – is gezien het vorenstaande onvoldoende om aan te nemen dat de zorg feitelijk toegankelijk is in Ghana voor eiser. Volgens de brief valt immers niet alle medicatie die eiser nodig heeft onder de NHIS-dekking. Dit klemt temeer nu uit het BMA-advies blijkt dat eiser ook andere medische aandoeningen heeft, waarvoor eiser eveneens medicatie nodig heeft, en waarvan het uitblijven van behandeling weliswaar niet binnen afzienbare tijd tot een medische noodsituatie zal leiden, maar wel tot gevolg zal hebben dat eiser (vrijwel) blind wordt en het (meer) ontstaan van aanvallen van verminderde gewaarwording. Het is voorstelbaar dat deze medische omstandigheden weer van invloed kunnen zijn op het vermogen van eiser om zijn medische noodzakelijke behandelingen te kunnen regelen, al dan niet met behulp van derden. Uit het BMA-advies blijkt immers dat zijn noodzakelijke medicatie opgehaald moet worden in zeven verschillende apotheken. Zoals eiser ter zitting heeft aangegeven, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de tijd die eiser nodig zal hebben om zijn medicatie te verkrijgen en het feit dat hij deze tijd juist zal moeten benutten om voor voldoende inkomsten te zorgen om zijn medische behandeling te kunnen bekostigen. Nu verder niet is gebleken dat eiser een sociaal netwerk heeft in Ghana en de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangegeven dat de zus van eiser geen financiële steun wil bieden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg voor hem niet feitelijk toegankelijk is. Gelet op de medisch complexe situatie, in het licht van alle door eiser ingebrachte informatie met betrekking tot de feitelijke toegankelijkheid van de voor eiser noodzakelijke medische behandelingen, acht de rechtbank de tegenwerping van verweerder dat, kort samengevat, eiser zich kan wenden tot charitatieve en kerkelijke instellingen voor de financiering van zijn medische behandelingen, en dat eiser daarom voor zijn medische behandeling niet aan Nederland is gebonden, onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
6. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het kader van eisers privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM in zijn nadeel is uitgevallen. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrekin het bestreden besluit.
7. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het motiveringsgebrek, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, waarbij hij opnieuw een belangenafweging in het kader van eisers privéleven moet maken.