Uitspraak
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2025, wordt het beroep van eiser, een Iraakse man, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid' beoordeeld. Eiser had op 25 juli 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 15 maart 2024. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser stelt dat hij recht heeft op familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen. De rechtbank concludeert dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in de belangenafweging en voldoende gemotiveerd heeft waarom de afwijzing gerechtvaardigd is. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen hem en zijn stiefkinderen, en de rechtbank oordeelt dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.