ECLI:NL:RBDHA:2025:13563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.12602 en NL25.12603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure met betrekking tot asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure. Eiseres, een Syrische vrouw, heeft op 16 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Op 11 maart 2025 heeft de minister de termijn voor overdracht naar Roemenië verlengd, wat eiseres aanvecht.

De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was. Eiseres stelt dat zij niet ondergedoken is en altijd bereikbaar is geweest voor de autoriteiten. Ze verwijst naar de psychische problemen van haar dochter, die een zelfmoordpoging heeft gedaan, en de noodzaak van traumabehandeling. De rechtbank concludeert dat de minister de overdrachtstermijn niet had mogen verlengen, omdat deze termijn op 11 maart 2025 was verstreken zonder overdracht. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en verklaart het beroep gegrond.

De rechtbank oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres op Nederland is overgegaan, omdat de overdrachtstermijn is verstreken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 2.721. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.12602 en NL25.12603
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1],
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3]
(hierna tezamen: eisers)
(gemachtigde: [gemachtigde 1] )

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure.
1.1
Eiseres heeft op 16 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Met het besluit van 30 december 2024 heeft verweerder deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Met het bestreden besluit van 11 maart 2025 heeft verweerder de termijn voor overdracht naar Roemenië verlengd.
1.2
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 22 mei 2025 op zitting behandeld.
De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.3
Eiseres heeft een voorlopige voorziening (NL25.12603) ingediend. De rechtbank
houdt in deze zaak geen zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1984. De kinderen van eiseres zijn geboren op
[geboortedatum 2] 2008, [geboortedatum 3] 2013 en [geboortedatum 4] 2018. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Verweerder heeft de termijn voor overdracht overeenkomstig artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening verlengd omdat volgens haar sprake is van onderduiken.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is van mening dat geen sprake is geweest van onderduiken. Zij is altijd bereikbaar en beschikbaar geweest voor de Nederlandse autoriteiten, ook heeft zij voldaan aan haar meldplicht en het COA op de hoogte gebracht van haar verblijf. Alleen doelbewust onderduiken met als doel de overdracht te frustreren wordt aangemerkt als onderduiken in de zin van de Dublinverordening en het Jawo-arrest [2] . Ter onderbouwing verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 14 december 2022 [4] en de uitspraak van rechtbank Den Haag van 14 augustus 2023 [5] . De dochter van eiseres heeft een zelfmoordpoging ondernomen en heeft last van posttraumatische stressklachten waardoor de overdracht niet heeft kunnen plaatsvinden. De GZ-psycholoog heeft geadviseerd spoedig een traumabehandeling op te starten en het vertrek uit te stellen zodat de stabiliteit van woonplaats en psychologische behandeling bij KOOS doorgang kan vinden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure heeft kunnen verlengen.
5. De rechtbank geeft eiseres gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
6. De rechtbank stelt vast dat Roemenië het claimakkoord op 11 september 2024 heeft geaccepteerd. Uit artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening volgt dat de vreemdeling binnen zes maanden na deze datum over moet worden gedragen. Indien dit niet binnen deze termijn is gedaan, gaat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van rechtswege over op de verzoekende lidstaat. Een verlenging kan alleen plaatsvinden als de overdrachtstermijn nog niet is verstreken. In dit geval is de uiterste overdrachtsdatum op 11 maart 2025 verstreken. [6] Ter zitting is ook niet gebleken dat de overdrachtstermijn op enig moment is opgeschort, gestuit of verlengd. Dit betekent dat Nederland op 11 maart 2025 van rechtswege verantwoordelijk is geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Verweerder heeft dus niet kunnen overgaan tot verlenging van de uiterste overdrachtsdatum.
6.1
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder op 11 maart 2025 verantwoordelijk is geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiseres omdat de overdrachtstermijn is verstreken zonder dat verweerder eiseres heeft overgedragen. De rechtbank vernietigd het besluit van 11 maart 2025 waarin de termijn voor de overdracht is verlengd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep slaagt. Nu overdracht van eiseres aan Roemenië niet binnen zes maanden heeft plaatsgevonden sinds het claimakkoord van 11 september 2024 is verweerder verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Verweerder heeft de overdrachtstermijn niet kunnen verlengen. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan op het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [7]
9. Omdat het beroep gegrond is, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde rechtmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van €907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het verlengingsbesluit van 11 maart 2025;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721 aan proceskosten aan eiseres.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht.
2.ECLI:C:EU:2019:218.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2023:4199 en ECLI:NL:2025:2109
7.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.