ECLI:NL:RBDHA:2025:13739
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaringsmaatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en informatieplicht van de overheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juli 2025, waarbij de eiser is verschenen met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder de claim dat hij langer dan de toegestane 24 uur in de politiecel heeft verbleven, wat de maatregel onrechtmatig zou maken. De rechtbank concludeert dat de termijn van 24 uur in dit geval niet is overschreden, aangezien het verblijf in de politiecel op 5 juli 2025 om 11:00 is geëindigd.
Daarnaast heeft de eiser aangevoerd dat de minister zijn informatieplicht heeft geschonden door een onjuiste informatiebrief te verstrekken. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de informatiebrief niet de juiste wettelijke grondslag bevatte, de belangenafweging in het voordeel van de minister uitvalt. De rechtbank stelt vast dat de eiser voorafgaand aan de maatregel is gehoord en dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn rechten. De rechtbank komt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wijst het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar de rechtbank veroordeelt de minister wel in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.