ECLI:NL:RBDHA:2025:14014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL24.35686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese vreemdeling met betwiste geboortedatum

In deze zaak heeft eiser, een Eritrese vreemdeling, op 23 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 20 augustus 2024 ingewilligd, maar eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit, omdat hij het niet eens is met de geregistreerde geboortedatum. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2005, terwijl de minister uitgaat van [geboortedatum 2] 2000. De rechtbank heeft de zaak op 22 juli 2025 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag op goede gronden heeft ingewilligd, maar dat de geboortedatum van eiser niet correct is vastgesteld. Eiser heeft geen plausibele verklaring gegeven voor de afwijkende geboortedatum en de rechtbank concludeert dat de minister de geregistreerde geboortedatum van [geboortedatum 2] 2000 mocht aanhouden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, waarin is vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. De rechtbank oordeelt dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de deskundigheid van de betrokken ambtenaren.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser heeft geen gelijk gekregen in zijn betoog en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.G.R. Becker).

Inleiding

1. Eiser heeft op 23 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 augustus 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure ingewilligd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld in verband met de geregistreerde geboortedatum.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2005. Verweerder heeft zijn asielaanvraag ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). De vergunning is verleend met ingang van 23 september 2022 en is geldig tot 23 september 2027.
2.1.
Eiser is het niet eens met de geboortedatum van [geboortedatum 2] 2000, waarvan verweerder in het bestreden besluit uitgaat. Hij stelt dat hij minderjarig is en heeft daarom beroep ingesteld tegen de ingewilligde vergunning.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte de in Italië geregistreerde geboortedatum van [geboortedatum 2] 2000 heeft overgenomen. Omdat de leeftijdsregistratie van een vreemdeling in een andere lidstaat niet onder EU-recht valt, is het interstatelijk vertrouwensbeginsel daar niet op van toepassing. [1] Dit geldt ook voor een vreemdeling die onder de Dublinprocedure valt, zodat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het onderzoeksresultaat uit eisers eerdere Dublinprocedure leidend is. Verweerder moest eiser een medisch leeftijdsonderzoek aanbieden voordat hij uit mocht gaan van de in Italië geregistreerde leeftijd. [2] Daarnaast is het leeftijdsschouwbeleid van verweerder onjuist, omdat dit een onbetrouwbaar instrument voor leeftijdsbepaling is en omdat het onvoldoende rekening houdt met het vereiste vermoeden van minderjarigheid en het belang van het kind. [3] Bovendien waren de desbetreffende medewerkers van AVIM [4] en de IND [5] niet gekwalificeerd om de schouw uit te voeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
4.1.
De hoogste bestuursrechter heeft op 9 oktober 2024 geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. [6] Dit betekent niet, zo staat in die uitspraak, dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van een vreemdeling zal namelijk moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. De minister moet daarbij uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is, als een vreemdeling dat stelt en daarover twijfel bestaat. Het is dan aan de minister om dat vermoeden te ontzenuwen. Daarbij zal de minister steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. [7] Als aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal de minister moeten informeren onder welke omstandigheden deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze afwijking in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. [8]
4.2.
De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder in dit geval geen toepassing heeft mogen geven aan zijn schouwbeleid. De rechtbank ziet hierin ook geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van de betrokken ambtenaren. Verweerder mocht de resultaten van de schouw dan ook bij zijn beoordeling betrekken.
4.3.
Omdat er in het geval van eiser bij beide schouwen werd geoordeeld dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd, heeft verweerder, navraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten. Hieruit is gebleken dat in Italië de geboortedatum [geboortedatum 2] 2000 is geregistreerd. Eiser heeft verklaard dat zijn vrienden deze geboortedatum voor hem hebben doorgegeven omdat hij toen ziek was. [9] Hij heeft te kennen gegeven dat hij geen identificerende documenten heeft en dat hij zijn schoolpas onderweg is verloren. [10] Later heeft eiser aangegeven een foto van zijn doop- dan wel geboorteakte te hebben op zijn telefoon. [11]
5. Eiser betoogt terecht dat verweerder uit zijn verklaringen ten onrechte afleidt dat hij heeft erkend dat hij op [geboortedatum 2] 2000 is geboren. Op de vraag of hij bevestigt dat hij is geboren op [geboortedatum 2] 2000, luidt het antwoord “Ja, omdat ik geen andere documenten kan laten zien.” [12] Hiermee is geen sprake van een erkenning, maar lijkt veeleer sprake van een zekere mate van berusting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter wel op het standpunt mogen stellen dat eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de afwijkende leeftijdsregistraties. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat het verschil tussen de in Italië genoteerde en de door hem in Nederland gestelde geboortedatum groot is. Daarnaast wijkt niet alleen het jaartal af van de door hem gestelde datum, maar ook de maand en de dag. Eiser kan niet verklaren waarom zijn vrienden zo’n sterk afwijkende datum zouden hebben doorgegeven. Verder heeft eiser de foto van de doop- of geboorteakte, die hij naar eigen zeggen op zijn telefoon zou hebben staan, nooit overgelegd.
6. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder op goede gronden [geboortedatum 2] 2000 aangehouden als de geboortedatum van eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen gelijk krijgt.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar ECLI:NL:RBDHA:2024:9223.
2.Eiser verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar ECLI:NL:RBDHA:2024:1295.
3.Eiser verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar ECLI:NL:RBDHA:2024:9885.
4.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
5.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1212.
8.Zie de hiervoor genoemde uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992, ov. 7.3.
9.Schouw Aanmeldgehoor, p. 5.
10.Schouw Aanmeldgehoor, p. 3.
11.Aanmeldgehoor Dublin, p. 3.
12.Nader gehoor, p. 4.