ECLI:NL:RBDHA:2025:14537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
AWB 24/14895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing naar meerderjarigenopvang en procesbelang in asielprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tot overplaatsing naar een opvanglocatie voor meerderjarige asielzoekers. Eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Soedan en geboren op [geboortedatum 1] 2007, heeft op 18 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend. Na een leeftijdsschouw is hij als evident meerderjarig aangemerkt, wat leidde tot het besluit van verweerder om hem over te plaatsen naar een meerderjarigenopvang. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij aanvoert dat hij recht heeft op de voordelen van minderjarigheid en dat de leeftijdsbepaling door middel van een schouw niet betrouwbaar is. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep bevestigd, maar oordeelt dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om aan de meerderjarigheid te twijfelen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat verweerder op goede gronden heeft besloten tot overplaatsing naar de meerderjarigenopvang. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14895

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Burema),
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder (gemachtigde: mr. L. van Els).

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit tot overplaatsing naar een opvanglocatie voor meerderjarige asielzoekers.
1.1
Bij besluit van 9 september 2024 (bestreden besluit) heeft verweerder besloten tot overplaatsing van eiser naar een meerderjarigenopvang.
1.2
Eiser is tegen het bestreden besluit rechtstreeks in beroep gegaan bij de rechtbank.
1.3
Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (AWB 24/14896) te treffen, ten einde zijn overdracht naar een meerderjarigenopvang op te schorten, totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Dit verzoek heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 24 september 2024 afgewezen.
1.5
Verweerder heeft in reactie op de beroepsgronden een verweerschrift ingediend.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Chaker als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Soedan en stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2007. Hij heeft op 18 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op diezelfde dag heeft eiser een gehoor gehad bij de vreemdelingenpolitie (AVIM). Op 13 juli 2024 heeft het aanmeldgehoor plaatsgevonden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Tijdens beide gehoren heeft een leeftijdsschouw plaatsgevonden, waarbij eiser als evident meerderjarig is aangemerkt. Daarnaast staat eiser in Spanje geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum 2] 2004. De IND heet verweerder geïnformeerd dat voor de asielprocedure van die geboortedatum wordt uitgegaan. Vanwege deze evidente meerderjarigheid heeft verweerder besloten om eiser over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarige asielzoekers.
Is het beroep ontvankelijk?
3. Verweerder heeft in het verweerschrift en op zitting de vraag opgeworpen of eiser nog procesbelang heeft bij de procedure. Ook als wordt uitgegaan van de door hem gestelde geboortedatum in 2007, is eiser momenteel meerderjarig en ligt terugplaatsing naar de minderjarigenopvang volgens verweerder niet meer in de rede.
3.1.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Eiser heeft langere tijd in de meerderjarigenopvang verbleven en daarmee geen toegang gehad tot voorzieningen die specifiek zijn toegesneden op de opvang van minderjarige asielzoekers. Hoewel de gemachtigde van eiser op zitting niet goed concreet kon maken waarin eisers mogelijke schade zou zijn gelegen, kan niet op voorhand worden uitgesloten dat eiser, indien de rechtbank zou oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is, aanspraak kan maken op schadevergoeding. Eiser heeft daarom belang bij een uitspraak op zijn beroep.
Mocht verweerder eiser overplaatsen?
4. Eiser betoogt dat hij – gelet op de presumptie van minderjarigheid – het voordeel van de twijfel had moeten krijgen en hij wijst op rechtspraak [1] waarin is geoordeeld dat leeftijdsbepaling door middel van een schouw niet betrouwbaar is. Hij vindt dat hij consistent over zijn leeftijd heeft verklaard. Hij voert verder aan dat de overplaatsing zijn ontwikkeling op persoonlijk en cognitief vlak kan schaden.
4.1
Verweerder mag in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister van Asiel en Migratie (de minister), tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd, bijvoorbeeld als een vreemdeling te kennen heeft gegeven dat hij bij de minister is opgekomen tegen de leeftijdsbepaling en op welke gronden hij dat heeft gedaan. In dat geval moet verweerder navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling. Indien er reden voor twijfel over de leeftijd bestaat, moet verweerder aanleiding zien om te wachten met het overplaatsen van de vreemdeling. [2]
4.2
Verweerder heeft deze navraag gedaan bij de minister en deze heeft in een memo uiteengezet hoe tot het oordeel over eisers leeftijd is gekomen. De minister heeft in deze memo onder meer gewezen op de uitkomst van de leeftijdschouwen en op de informatie van de Spaanse autoriteiten. Daarnaast merkt verweerder in deze memo op dat eiser zelf heeft gesteld dat hij in Spanje alleen zijn leeftijd heeft genoemd en geen geboortedatum heeft opgegeven, terwijl uit de gegevens van de Spaanse autoriteiten een specifieke geboortedatum naar voren komt.
4.3
Eiser stelt dat niet van deze informatie kan worden uitgegaan, omdat verweerder niet over alle stukken beschikt die aan deze memo ten grondslag liggen en het bovendien vreemd is dat de datum van inreis in de Spaanse gegevens verkeerd lijkt te zijn genoteerd.
4.4
De rechtbank ziet in hetgeen eiser naar voren heeft gebracht geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de meerderjarigheid van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de navraag bij de minister voldoende inzichtelijk gemaakt hoe tot de vaststelling van de geboortedatum is gekomen. Niet met overtuigende argumenten is onderbouwd waarom verweerder in dit geval gehouden was om (alle) onderliggende stukken bij de minister op te vragen. Dat de gegevens van de Spaanse autoriteiten ten aanzien van de inreisdatum mogelijk een onzorgvuldigheid bevatten, maakt niet dat in het geheel niet van deze gegevens mag worden uitgegaan. Eiser heeft bovendien geen identificerende documenten overgelegd dan wel andere objectieve bewijsmiddelen die maken dat aan de vastgestelde geboortedatum van 25 februari 2004 moet worden getwijfeld.
4.5
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden besloten heeft tot overplaatsing van eiser naar de opvanglocatie voor meerderjarige asielzoekers.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak ziet u in de stempel hierboven vermeld staan.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verwezen is naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, ECLI:NL:RBDHA:2023:1951, ECLI:NL:RBDHA:NL:2023:1535 en ECLI:NL:RBDHA:2024:9885 en van zittingsplaats Zwolle, zaaknummer NL22.26334 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).
2.Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011, rechtsoverwegingen 6.1 en 6.2.