ECLI:NL:RBDHA:2025:15637
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Duitsland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser heeft op 12 augustus 2025 zijn zaak gepresenteerd, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder claims van onzorgvuldigheid in de besluitvorming en schending van zijn rechten, zorgvuldig overwogen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Duitsland kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de Duitse asielprocedure die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank wijst erop dat eiser voldoende mogelijkheden heeft gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen en dat de minister niet verplicht was om de aanvraag aan zich te trekken op basis van de persoonlijke ervaringen van eiser in Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2025. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.