ECLI:NL:RBDHA:2025:15773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.24840 en NL25.24849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen met dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eisers hebben eerder een procedure aangespannen omdat de minister niet tijdig een besluit had genomen op hun asielaanvragen. De rechtbank had de minister opgedragen om uiterlijk op 22 maart 2025 een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn. In deze zaak gaat het om een tweede beroep, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van 25 april 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn van vier weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.24840 en NL25.24849

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],V-nummer: [nummer],

gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.35893 en NL24.35895) heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest op uiterlijk 22 maart 2025 alsnog een besluit nemen op de asielaanvragen. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, hij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 25 april 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat hij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 30 december 2024 heeft de rechtbank de minister opgedragen om uiterlijk 22 maart 2025 op de aanvragen te beslissen. De minister heeft dit niet gedaan.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [4] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [5]
6. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [6] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Als uitgangspunt geldt dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. In dit geval heeft op 19 en 20 november 2024 een nader gehoor plaatsgevonden. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen vier weken een besluit op de aanvragen moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
7. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [7]
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [8]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister vier weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
10. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. [9] De rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, waarbij de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen vier weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
6.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.