ECLI:NL:RBDHA:2025:15871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
25.2345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 22 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 7 april 2025 een verzoek om terugname bij Spanje ingediend, dat op 14 mei 2025 is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door te concluderen dat er geen structurele tekortkomingen in Spanje zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Spanje sprake is van systematische tekortkomingen die zijn asielaanvraag zouden beïnvloeden. De rechtbank concludeert dat de minister in het bestreden besluit voldoende heeft uiteengezet waarom hij geen aanleiding ziet om de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Guinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 mei 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Hierbij bespreekt zij de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje op 7 april 2025 een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 14 mei 2025 aanvaard.
Zienswijze
5. Eiser voert allereerst aan dat de inhoud van zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. De rechtbank overweegt dat de minister in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan is op hetgeen reeds door of namens eiser is vermeld en gesteld in de voorfase. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten deze motivering ontoereikend is, kan de enkele herhaling van hetgeen hij hiervoor heeft aangevoerd, in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Standaardvoornemen
6. Eiser stelt dat het voornemen van de minister niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De minister heeft te voorbarig en derhalve onzorgvuldig geconcludeerd dat er geen sprake is van structurele tekortkomingen in Spanje, en dat er geen blijk is gegeven van bijzondere individuele omstandigheden die zich tegen de overdracht verzetten. Eiser is van mening dat de besluitvorming onvoldoende kenbaar en onzorgvuldig is gemotiveerd, en onvoldoende is toegesneden op zijn individuele relaas.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de totstandkoming van het besluit in onderhavige procedure niet onzorgvuldig is. [2] De rechtbank stelt daarbij vast dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk heeft uiteengezet op grond waarvan Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister heeft ook voldoende gemotiveerd dat zij geen reden ziet om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Alle door eiser aangedragen bezwaren in de zienswijze tegen de overdracht zijn kenbaar meegenomen in de motivering van het bestreden besluit.
Internationale verplichtingen
7. Eiser voert aan dat hij omstandigheden heeft aangevoerd die erop duiden dat er concrete aanwijzingen zijn dat Spanje zijn internationale verplichten niet, of niet volgens de standaarden, nakomt. De minister dient nader onderzoek te doen naar het verloop van de procedure in Spanje. Eiser stelt in Spanje geen asiel te hebben gekregen. Eiser verwijst in dit kader naar het AIDA rapport van 2024/2025.
7.1.
Als uitgangspunt geldt dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de lidstaten van de Europese Unie ervan mogen uitgaan dat de andere lidstaten zich aan de Europese afspraken houden, waaronder die over de behandeling van asielzoekers. Dit is recentelijk bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2024. [3]
7.2.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Spanje sprake is van dergelijke systematische tekortkomingen. In de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling wordt verwezen naar eerdere rechtspraak waarin een voorganger van het door eiser aangehaalde AIDA-rapport is besproken. Het meest recente door eiser aangehaalde AIDA-rapport laat geen wezenlijk ander beeld zien. Voor zover eiser meent dat Spanje zich niet aan zijn verplichtingen jegens hem houdt, dient hij hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Het is niet gebleken dat dat voor eiser onmogelijk of zinloos is. De enkele stelling van eiser dat hij in Spanje geen asiel heeft gekregen, is niet onderbouwd en kan daarom niet leiden tot een ander oordeel.
Artikel 17
8. Tenslotte stelt eiser dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening. Hierom dient de besluitvorming onzorgvuldig te worden geacht.
8.1.
De beroepsgrond kan niet leiden tot het beoogde doel. De minister heeft in het bestreden besluit voldoende uiteengezet waarom hij in de door de eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding ziet om de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. [4] Eiser heeft geen gronden aangevoerd die kunnen afdoen aan de over dit onderdeel gegeven motivering.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
4.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717.