ECLI:NL:RBDHA:2025:16066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
25.26727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 juni 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat Nederland op 2 mei 2025 een verzoek om terugname aan Frankrijk heeft gedaan, dat door Frankrijk op 16 mei 2025 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Frankrijk mogelijk geen opvang krijgt en op straat moet leven, en verwijst naar een AIDA-rapport en een uitspraak van de Raad van State over de situatie in Italië.

De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk kan worden gehanteerd. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft aangenomen dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen motiveringsgebrek is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan worden overgedragen aan Frankrijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26727

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 juni 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk op 2 mei 2025 een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 16 mei 2025 aanvaard.
Zienswijze
5. Eiser verzoekt de rechtbank hetgeen is aangevoerd in de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank kan uit dit verzoek niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk mogelijk geen opvang krijgt en op straat moet leven, en wijst ter ondersteuning hiervan op het AIDA-rapport van 24 mei 2024. Ook wijst eiser op een uitspraak van de Raad van State van 26 april 2023 [2] over de situatie in Italië. Eiser stelt dat een groot gedeelte van de asielzoekers bij overdracht aan Frankrijk in een soortgelijke situatie terechtkomt, en hierdoor zal verkeren in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, zoals bedoeld in het arrest Jawo. Volgens eiser blijkt uit berichtgeving dat Frankrijk al jarenlang, dus structureel, meer dan de helft van de asielzoekers geen opvang kan bieden. Ten aanzien van Frankrijk kan daarom niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
6.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) meermaals heeft bevestigd dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [3] De rechtbank acht het daarbij relevant dat de Afdeling reeds heeft geoordeeld dat ook het door eiser aangehaalde AIDA-rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Frankrijk voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraak van 2 mei 2024 is betrokken. [4] Gelet hierop mocht de minister ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij is de rechtbank niet gebleken van een motiveringsgebrek. Ten aanzien van de verwijzing van eiser naar de Afdelingsuitspraak van 26 april 2023 overweegt de rechtbank dat deze uitspraak ziet op Italië, en dat eiser niet heeft onderbouwd waaruit blijkt dat in Frankrijk sprake is van een identieke situatie.
Klagen bij de autoriteiten
7. Volgens eiser kan hij zich mogelijk wenden tot de hogere autoriteiten in Frankrijk, maar dit is niet effectief. Ter onderbouwing hiervan wijst eiser naar een artikel van The New Humanitarian van 27 april 2021.
7.1.
Met het claimakkoord van 19 mei 2025 hebben de Franse autoriteiten gegarandeerd het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling te nemen. In geval van voorkomende problemen in Frankrijk kan hij zich wenden tot de Franse autoriteiten. Niet gebleken is dat dit voor hem niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is. De enkele verwijzing naar het de stelling dat het merendeel van de asielzoekers geen opvang zou krijgen en het artikel van The New Humanitarian uit 2021 maakt dit niet anders.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3552, van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455 r.o. 4 t/m 4.4, en van 11 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1642, r.o. 5.1 en volgende.
4.Uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3552 en van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863.