ECLI:NL:RBDHA:2025:16409
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens termijnoverschrijding en Bahaddar-exceptie
Op 3 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel indiende. De eiser, van Iraanse nationaliteit, had zijn aanvraag op 26 januari 2025 ingediend, maar deze werd op 6 juni 2025 door de minister van Asiel en Migratie buiten behandeling gesteld. De rechtbank behandelde het beroep van de eiser op 28 augustus 2025, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep en constateerde dat het beroepschrift te laat was ingediend. De gemachtigde van eiser voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege ziekte, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank benadrukte dat een professionele rechtsbijstandsverlener verantwoordelijk is voor het bewaken van termijnen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Daarnaast werd de Bahaddar-exceptie besproken, maar de rechtbank concludeerde dat er geen onmiskenbaar risico was op schending van het refoulementverbod bij uitzetting van eiser. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag, en wees de proceskosten af.