Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijk land is aangewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 september 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat de minister terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft ook overwogen of eiser nog procesbelang heeft, gezien zijn vertrek naar een onbekende bestemming op 2 juli 2025. De rechtbank oordeelt dat er voldoende procesbelang is, omdat eiser na zijn vertrek nog contact heeft gehad met zijn gemachtigde. De rechtbank bevestigt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat dit in zijn geval niet het geval zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland.