ECLI:NL:RBDHA:2025:16713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 8 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers hadden hun aanvraag op 3 juni 2024 ingediend, en de minister had uiterlijk op 1 december 2024 moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eisers moet betalen, en heeft de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50, evenals het griffierecht van € 194 dat vergoed moet worden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en de noodzaak van een langere beslistermijn in bijzondere gevallen, zoals bij aanvragen om gezinshereniging.