ECLI:NL:RBDHA:2025:16728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
NL25.41606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot asielaanvragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie op 4 juni 2025 aan eiser heeft opgelegd. Eiser, die een asielwens heeft geuit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel getoetst in uitspraken van 23 juni, 4 augustus en 22 augustus 2025. De rechtbank heeft op 4 september 2025 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de uitspraak van 22 augustus ten grondslag ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van eiser, dat hij onvoldoende voortvarendheid van de minister aanvoert, niet slaagt. De rechtbank overweegt dat de minister voldoende tijd nodig heeft voor het organiseren van de uitzetting, vooral gezien de omstandigheden dat eiser zich tegen zijn uitzetting heeft verzet. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 4 juni 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Deze maatregel is bij uitspraken van 23 juni 2025, [1] 4 augustus 2025 [2] en 22 augustus 2025 [3] eerder getoetst.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft op 4 september 2025 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
1.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 augustus 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
2. Eiser heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn gereageerd op de voortgangsrapportage. Hij heeft echter wel in zijn beroepschrift (korte) gronden ingediend. Daarover zal de rechtbank een oordeel geven.
Zit eiser op de juiste grondslag in bewaring?
3. Eiser voert aan dat hij een asielwens heeft geuit en dat de maatregel tot op heden niet is omgezet.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 8 juli 2025 blijkt weliswaar dat eiser een asielverzoek heeft ingediend, maar zoals blijkt uit de uitspraak van 4 augustus 2025, rechtsoverweging 3.2, is op deze aanvraag beslist en heeft dit asielverzoek niet geleid tot rechtmatig verblijf. Uit het voortgangsrapport blijkt niet dat eiser hierna nog een asielaanvraag heeft ingediend of een asielwens heeft geuit. Eiser heeft ook niet verder toegelicht of onderbouwd waaruit dit zou blijken. Een wijzing van de grondslag van de maatregel van bewaring is daarom ook niet nodig.
Handelt de minister voldoende voortvarend?
4. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Hoewel tussen de uitspraak van 22 augustus 2025 en het voortgangsrapport van 31 augustus 2025 geen uitzettingshandelingen zijn verricht, acht de rechtbank dit, gelet op de zeer korte periode, onvoldoende om te oordelen dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Hierbij weegt de rechtbank mee dat eiser op 18 augustus 2025 zou worden uitgezet, maar dat hij deze uitzetting actief heeft gefrustreerd door zich hiertegen te verzetten. Dat op het moment van het sluiten van het onderzoek nog geen nieuwe vluchtgegevens bekend zijn, maakt dit niet anders. Uit de uitspraak van 22 augustus 2025 blijkt namelijk dat voor eiser een vlucht met escorts is aangevraagd en voor het organiseren hiervan mag de minister enige tijd gegund worden.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgrond, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 23 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10742.
2.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 4 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14474
3.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 22 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15782.
4.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.