In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had op 10 september 2024 een besluit ontvangen waarin haar aanvraag was afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 26 september 2024, heeft zij op 27 juni 2025 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder, het Uwv, opgedragen om binnen negen weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van eiseres moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop op 12 september 2025.