In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn WIA-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. Eiser had op 21 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 september 2024, waarin hem werd meegedeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor een uitkering. Na het indienen van het beroep op 23 juni 2025, heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten aan eiser betalen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de structurele problemen bij het Uwv, zoals het tekort aan verzekeringsartsen, die de tijdige afhandeling van zaken beïnvloeden.