In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. De eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, die op 12 september 2024 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag is verstreken. Na het verstrijken van deze termijn heeft de eiser de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. Dit houdt in dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van de eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.