ECLI:NL:RBDHA:2025:16843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL25.41787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2025, wordt de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, getoetst. Eiser had op 24 april 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 8 september 2025 besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen kan worden beoordeeld vanaf het moment van het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in de uitvoering van de maatregel, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld door regelmatig te rappelleren en gesprekken te voeren. Eiser stelt ook dat het voortduren van de maatregel onevenredig bezwarend is vanwege zijn medische situatie, maar de rechtbank concludeert dat de minister rekening houdt met de medische omstandigheden en dat de zorg in het detentiecentrum adequaat is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.I. Vennik),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 24 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Deze maatregel is bij uitspraken van 13 mei 2025 [1] en 29 juli 2025 [2] eerder getoetst.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 8 september 2025 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 juli 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Handelt de minister voldoende voortvarend?
3. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Op 28 april 2025 is namelijk al een aanvraag voor een laissez-passer (lp) verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Hierop is op 15 augustus 2025 voor het laatst gerappelleerd. Daarbij merkt eiser op dat uit een andere zaak blijkt dat de Marokkaanse vertegenwoordiger met verlof is waardoor hoogstwaarschijnlijk in augustus niet gereageerd zal worden. Dit is volgens eiser onacceptabel. Het laatste vertrekgesprek heeft vier weken geleden plaatsgevonden, namelijk op 7 augustus 2025.
3.1.
Het betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister voldoende voortvarend gehandeld door op 7 augustus een vertrekgesprek met eiser te voeren en op 15 augustus 2025 schriftelijk te rappelleren op de lp-aanvraag. Dat hierna niet nogmaals is gerappelleerd en geen vertrekgesprek meer is gevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport blijkt namelijk dat de minister ongeveer iedere maand rappelleert en vertrekgesprekken voert en dat acht de rechtbank voldoende voor het voortvarend handelen. Dat de Marokkaanse vertegenwoordiger in augustus met verlof zou zijn, doet niet af aan het voortvarend handelen van de minister, omdat dit buiten zijn macht ligt.
Is het voortduren van de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend?
4. Eiser betoogt dat het voortduren van de maatregel van bewaring voor hem onevenredig bezwarend is omdat hij al langere tijd laat weten ziek te zijn. Eiser heeft hierover in de vertrekgesprekken verklaard en verwijst naar zijn medisch dossier. Uit de voortgangsrapportage blijkt niet dat rekening wordt gehouden met de medische en psychische situatie van eiser. Daarnaast is de medische dienst niet in staat zijn aandoening te behandelen.
4.1.
Het betoog slaagt niet. Uit het dossier blijkt weliswaar dat eiser last heeft van slaapproblemen, maar hierin heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend te achten. Eiser wordt hierbij namelijk, blijkens het overgelegde medische dossier, geholpen door een arts. De minister mag er daarbij vanuit gaan dat de zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de zorg buiten het detentiecentrum. [3] Daarnaast blijkt uit de vertrekgesprekken dat steeds aandacht is voor de medische omstandigheden van eiser. Daarom slaagt het betoog van eiser, dat hiermee geen rekening wordt gehouden, niet. Het betoog van eiser dat de medische dienst niet in staat is zijn aandoening te behandelen slaagt niet. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat de zorg in het detentiecentrum voor hem ontoereikend zou of dat hij meer specialistische zorg nodig heeft. Mocht eiser ontevreden zijn over de medische zorg in het detentiecentrum, dan kan hij hierover klagen bij de Commissie van toezicht. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state (Afdeling) [4] volgt dat de bewaringsrechter niet kan oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [5]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 13 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8436.
2.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 29 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14171.
3.ABRvS 5 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:16.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 10 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8075, 25 november 2020,ECLI:NL:RVS:2020:2795 en 29 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4002.
5.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.