In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn bezwaar tegen een besluit van 5 november 2024, waarin werd vastgesteld dat hij in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser heeft op 29 november 2024 bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser heeft op 19 juni 2025 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van € 453,50 aan eiser moet betalen. De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop op 18 september 2025.