In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser had op 5 september 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 augustus 2024, waarin het Uwv had bepaald dat hij niet in aanmerking kwam voor een uitkering. Na het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft eiser op 23 juni 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 53,-. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat eiser zelf het beroep heeft ingesteld en er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn vastgesteld.