In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse minderjarige. De eiser, geboren in 2008, heeft op 7 december 2024 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij problemen met de Taliban aanvoert vanwege het werk van zijn zwager voor de voormalige Afghaanse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat de geloofwaardigheid van de asielmotieven niet voldoende is aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met de Taliban niet als geloofwaardig zijn beoordeeld. De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas en dat zijn verklaringen niet samenhangend en aannemelijk zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen reëel risico op ernstige schade of vervolging bij terugkeer naar Afghanistan is. De rechtbank heeft de stand van zaken van het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.