In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser had op 30 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 20 december 2023, waarin hem een uitkering werd toegekend. Na het verstrijken van de beslistermijn heeft eiser op 11 juli 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op het bezwaar is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen negen weken na de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de structurele tekorten aan verzekeringsartsen bij het Uwv, wat heeft geleid tot het niet tijdig nemen van besluiten.