Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie,
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
de facto“family” ties where the parties are living together out of wedlock. A child born out of such a relationship is
ipso jurepart of that “family” unit from the moment, and by the very fact, of its birth.” Op de zitting heeft de moeder verklaard dat zij sinds 2003 een relatie heeft met eiser. Vast staat verder dat de eerste dochter is geboren op [geboortedatum 1] 2006 en de tweede dochter op [geboortedatum 2] 2008. Ook staat vast dat eiser van 14 februari 2008 tot 30 september 2008 op hetzelfde adres ingeschreven stond als zijn kinderen en de moeder. Bij de geboorte van de tweede dochter, woonde het gehele gezin dus samen. Na deze tijd heeft eiser tot aan zijn vertrek uit Nederland ook altijd in de buurt gewoond. Verder blijkt uit de overgelegde foto’s, screenshots van Whatsappgespreken en verklaringen van de kinderen dat er altijd intensief contact is geweest met eiser, behalve in de periode dat eiser in Oostenrijk gedetineerd zat. De moeder heeft daarover verklaard dat zij niet wilde dat hun kinderen wisten dat eiser gevangen zat. Al deze omstandigheden duiden erop dat de kinderen inderdaad geboren zijn uit de relatie tussen hun moeder en eiser en dat in ieder geval [kind 2] is geboren op een moment dat haar ouders samenwoonden. De minister heeft dit alles niet meegenomen in de besluitvorming. Ook op de zitting heeft de minister niet toegelicht waarom desondanks niet wordt uitgegaan van het bestaan van gezinsleven “by the very fact of” de geboorte van de kinderen. Voor zover de minister zou betogen dat dit gezinsleven als verbroken kan worden beschouwd merkt de rechtbank op dat uit WI 2020/16 volgt dat daarvan pas sprake is als de biologische vader en zijn uit een relatie geboren kind zeer langdurig niet hebben samengewoond en in die periode geen contact hebben gezocht met elkaar, noch de wens hebben om dit contact te herstellen. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat daarvan sprake is.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-,
- bepaalt dat de minister het betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt..