ECLI:NL:RBDHA:2025:18194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.12640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Azerbeidzjaanse nationaliteit, die beroep had ingesteld tegen de brief van de minister van Asiel en Migratie. In deze brief werd het verzoek van de eiser om de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op te schorten afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser geen procesbelang heeft, omdat hij inmiddels een verblijfsvergunning asiel heeft verkregen. Dit betekent dat de tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 is geëindigd en de eiser met de verblijfsvergunning rechtmatig verblijf in Nederland heeft verkregen. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12640

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de brief van de minister waarin hij het verzoek van eiser om de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op te schorten heeft afgewezen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Procesverloop

2. In een brief van 20 maart 2024 heeft de minister het verzoek van eiser om de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op te schorten afgewezen. De minister schrijft in de brief dat eiser niet bestrijdt dat hij behoort tot de zogenoemde groep derdelanders waarover de Afdeling [2] bij uitspraak van 17 januari 2024 [3] heeft geoordeeld dat hun recht op tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 eindigt. Het recht op tijdelijke bescherming van eiser komt dan ook op 4 maart 2024 van rechtswege te vervallen. Er is geen aanleiding om de beëindiging van de tijdelijke bescherming op te schorten, aldus de minister.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de brief van 20 maart 2024. Verder heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij tijdens de behandeling van het beroep zijn tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen behoudt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiser in haar uitspraak van 11 april 2024 toegewezen. [4]
2.2.
Bij besluit van 27 januari 2025 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 [5] verleend.
2.3.
Op 8 september 2025 heeft de rechtbank eiser verzocht om aan te geven of er gelet op de uitspraken van de Afdeling van 23 april 2025 [6] en gelet op het feit dat aan hem een verblijfsvergunning asiel is verleend een standpunt wil innemen over het procesbelang in deze procedure. Eiser heeft hier niet op gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat sprake is van procesbelang als het doel dat een belanghebbende voor ogen staat, met het door hem aangewende rechtsmiddel kan worden bereikt en dit doel voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. De indiener moet dus een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Een principieel belang levert geen procesbelang op.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen actueel en reëel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en dat hij dus geen procesbelang heeft. Bij besluit van 27 januari 2025 is aan eiser namelijk een verblijfsvergunning asiel toegekend. Eiser heeft op grond van de verblijfsvergunning rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser heeft daarmee bereikt wat hij met deze procedure wilde bereiken. Eiser kan met zijn beroep niet in een betere (rechts)positie komen dan die hij al bereikt heeft.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Vreemdelingenwet 2000.