ECLI:NL:RBDHA:2025:18217
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die de Sri Lankaanse nationaliteit heeft, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met het argument dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser verzoekt om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Deense autoriteiten niet in staat zijn om zijn asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen. Eiser heeft geen relevante landeninformatie overgelegd die zou aantonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat de belangen van de minderjarige kinderen van eiser in de besluitvorming zijn betrokken, en dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de asielaanvraag in Nederland moet worden behandeld. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.