ECLI:NL:RBDHA:2025:18288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en het gebruik van niet-registertolken in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 3 juli 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 29 september 2025 behandeld, waarbij eisers via digitale verbinding aanwezig waren, samen met hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na de zitting.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten vreemdelingen in overeenstemming met internationale verdragen behandelen. Eisers hebben niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland onevenredig hard maken.
Eisers hebben ook aangevoerd dat er geen gebruik is gemaakt van registertolken tijdens de aanmeldgehoor, wat volgens hen een ondeugdelijke motivering van de minister oplevert. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom een niet-registertolk is gebruikt en dat er geen miscommunicatie heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de medische situatie van eisers, waaronder de zwangerschap van eiseres en de psychische problemen van eiser, niet voldoende zijn om de overdracht aan Duitsland te verhinderen. De rechtbank bevestigt dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar is met die in Nederland en dat eisers niet hebben aangetoond dat hun situatie anders is.
De rechtbank besluit dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland, zonder recht op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.