ECLI:NL:RBDHA:2025:18524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.45803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 2 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 mei 2025 en is eerder getoetst in eerdere uitspraken van de rechtbank op 27 mei, 17 juni en 5 september 2025. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 27 september 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 29 augustus 2025 rechtmatig was. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[plaats], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de Minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 mei 2025.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 27 mei 2025. [1] Op de vervolgberoepen is beslist bij uitspraak van 17 juni 2025 [2] en van 5 september 2025. [3]
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 27 september 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. [4]

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 september 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 29 augustus 2025).
Ambtshalve toetsing
3. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet in de door de minister verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet (langer) is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp Arnhem, 27 mei 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:9441.
2.Rb Den Haag, zp Arnhem, 17 juni 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:16217.
3.Rb Den Haag, zp Arnhem, 5 september 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:16545.
4.Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
5.Op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.