Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser beroep had ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een besluit van 3 juli 2024. In dat besluit had het Uwv bepaald dat eiser niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv had niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiser stelde het Uwv op 2 mei 2025 in gebreke, maar er was geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank bepaalde dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser had ook recht op terugbetaling van het griffierecht van € 53,-. De rechtbank benadrukte dat in gevallen waar een medisch advies van een verzekeringsarts nodig is, het Uwv een termijn van zes weken moet krijgen voor de medische beoordeling, gevolgd door drie weken voor het nemen van een besluit. De rechtbank concludeerde dat het Uwv binnen de gestelde termijnen moest handelen, gezien de structurele problemen met het aantal beschikbare verzekeringsartsen.